Artikel 7
Artikel 34 WIJ geeft het college de bevoegdheid om een verlaging toe te passing indien
het van oordeel is, dat gezien de hoogte van het minimum jeugdloon er een drempel zou
kunnen zijn om werk te aanvaarden.
In het tweede lid wordt geregeld, dat -overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 WIJ- de
verlaging voor een 21- of 22-jarige alleen kan plaatsvinden op de toeslag van artikel 33
WIJ. In het derde lid wordt uitvoering gegeven aan de verplichting van artikel 35,
tweede lid, sub b, WIJ om in de verordening vast te stellen dat de
schoolverlatersverlaging niet gelijktijdig kan worden toegepast met de verlaging voor 21-
en 22-jarigen. Voor het met voorrang toepassen van de schoolverlatersverlaging is
gekozen, omdat een 21- of 22-jarige schoolverlater niet beter af is op grond van dit
artikel dan een 23-jarige schoolverlater op grond van artikel 6 van de
Toeslagenverordening.
Artikel 8
De verschillende verlagingen in de Toeslagenverordening hebben betrekking op
verschillende omstandigheden bij de jongere en kunnen elk afzonderlijk als redelijk
worden aangemerkt. Zonder dit artikel zou dat echter kunnen betekenen, dat het college
de inkomensvoorziening vanwege deze samenloop dermate laag zou moeten vaststellen,
dat er feitelijk geen sprake meer zou zijn van een toereikende uitkering. In voorkomende
gevallen zou het college op grond van artikel 35, vierde lid, WIJ de inkomensvoorziening
hoger moeten vaststellen. Daarom is er voor gekozen om reeds in de
Toeslagenverordening een absoluut minimumbedrag vast te leggen, waarop het college
de norm (inclusief eventuele toeslag en verlagingen) tenminste moet vaststellen. Dat laat
onverlet dat in concrete omstandigheden het bij samenloop ook denkbaar is dat de norm
hoger moet worden vastgesteld. Zie bijv. de hierboven beschreven jurisprudentie t.a.v.
de samenloop van een verlaging i.v.m. medebewoning en het ontbreken van
woonkosten (CRvB 27 mei 2008, LJN: 2698) en de samenloop van een
schoolverlatersverlaging en een verlaging i.v.m. medebewoning (CRvB 12 mei 2009,
LJN: BI5349). Het individualiseringsbeginsel kan dus met zich meebrengen dat bij
samenloop ook bij een resterende norm die boven de in dit artikel genoemde
percentages ligt, al aanleiding is om tot verhoging daarvan over te gaan, gelet op alle
omstandigheden van de jongere.
Aan de verplichting van artikel 35, tweede lid, sub b, WIJ, t.w. dat in de
Toeslagenverordening wordt vastgelegd dat de schoolverlatersverlaging (artikel 33 WIJ)
en de leeftijdsverlaging (artikel 34 WIJ) niet gelijktijdig mogen worden toegepast, wordt
reeds voldaan door de formulering van artikel 7 van de Toeslagenverordening.
11