ysm? Omdat de 50-jaargrens voor rijksmonumenten niet voor gemeentelijke monumenten is overgeno men, biedt de verordening ook de mogelijkheid om monumenten die (nog) niet op de rijksmonu mentenlijst zijn geplaatst omdat ze 'te jong zijn', al op de gemeentelijke monumentenlijst te plaat sen. Uitgangspunt in deze verordening is dat onder het begrip 'zaak' alleen onroerende zaken worden verstaan. Immers, het effectueren van de bescherming vormt een probleem, aangezien roerende monumenten meestal eenvoudig kunnen worden verplaatst en daardoor ongemerkt over de ge meentegrens en daarmee buiten de werking van de verordening worden gebracht. Zaken die naar hun aard roerend zijn, zoals een kerkorgel, kunnen wel de beschermde status krijgen, op basis van de redengevende omschrijving. Met het voorgaande in het achterhoofd is het echter aan ge meenten zelf om met de verordening ook roerende monumenten aan te wijzen. Daarnaast is het ook mogelijk dat gemeenten door middel van aanvullende regelgeving voorkomen dat cultuurhis torische voorwerpen, die als gemeentelijk monument zijn aangewezen, buiten de gemeentegren zen verdwijnen. Controle en handhaving van deze regelgeving zijn echter nauwelijks mogelijk. Sub b Dit betreft de lijst waarop de gemeente de overeenkomstig de verordening aangewezen monu menten registreert. Het plaatsen op de monumentenlijst heeft geen rechtsgevolg. Het betreft slechts een administratieve handeling. Voorafgaand aan de plaatsing op de lijst is het de aanwij zing tot gemeentelijk monument die rechtsgevolg beoogt. Het is inzichtelijker om de aanwijzing en de plaatsing op de lijst uit elkaar te trekken. Zie ook de toelichting op artikel 3, lid 1, en artikel Sub c Voor de begripsomschrijving van een 'beschermd monument' is aangesloten bij de begripsom schrijving uit de Wabo De Wabo zelf verwijst weer naar de Monumentenwet 1988. Deze wet omschrijft een beschermd monument als een onroerend monument die is ingeschreven in een in gevolge de Monumentenwet 1988 vastgesteld register. Op de vergunningverlening voor rijksmo numenten zijn de bepalingen uit de Wabo van toepassing. Sub d Sinds de komst van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002 kan elk bevoegd orgaan in de gemeente (raad, college en burgemeester) zelf zijn commissies instellen. De monumentencom missie is een commissie die adviseert aan het bevoegd gezag. In de Erfgoedverordening wordi door de raad bepaald dat een monumentencommissie advies moet uitbrengen aan het bevoegd gezag. Dit vloeit voort uit de Monumentenwet 1988. In artikel 15 van deze wet is bepaald dat de gemeente in een verordening de inschakeling van een commissie moet regelen die adviseert aan het bevoegd gezag over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f van de Wabo. De wetgever geeft hier dus aan dat het college in dit geval geen keuzevrijheid heeft ten aanzien van het instellen van een commissie. Het instellen van de monumentencommissie door het college moet door middel van een apart collegebesluit. Er bestaat geen modelbesluit voor het instellen van een (monumenten) commissie door het college. Wij adviseren het college bij het besluit tot instellen van een monumentencommissie gebruik te maken van de VNG-modelverordening op de raadscommissie. Deze verordening is te downloaden via de databank van de Sdu Uitgevers, www.modelverordeningen.nl De taken van de monumentencommissie strekken zich uit over de Erfgoedverordening de Monu mentenwet 1988 en de Wabo. Door de monumentencommissie in deze begripsomschrijving be voegd te verklaren over de toepassing van de Wabo te adviseren aan het bevoegd gezag, is vol daan aan het vereiste, genoemd in artikel 1 5 van de Monumentenwet 1 988. Mocht een gemeen te niet over een monumentenbeleid beschikken, dan moet dit niet in de bepaling opgenomen Pagina 10 erfgoedverordening 2011/bsgh/10

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2011 | | pagina 159