Lid 3
Dit lid is nodig ondanks het bepaalde in artikel 4:8 Awb dat belanghebbenden zienswijzen naar
voren kunnen brengen. Overleg is immers meer dan het naar voren kunnen brengen van zienswij
zen.
Lid 4
Monumenten die op grond van een aanwijzing door het Rijk of provincie al op een monumenten
lijst zijn geplaatst, komen niet voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking.
Artikel 4. Voorbescherming
Dit artikel regelt de voorbescherming voor toekomstige gemeentelijke monumenten, zoals die ook
voor rijksmonumenten geldt. Dat betekent dat in de periode van kennisgeving van het voornemen
van het college om een monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen tot het
daadwerkelijke aanwijzingsbesluit (dit kan ook een afwijzing zijn), de artikelen 10 tot en met 14
van deze verordening van toepassing zijn. Dat betekent onder andere dat een monument tijdens
de aanwijzingsprocedure tot gemeentelijk monument niet mag worden afgebroken, gewijzigd,
verplaatst (etc.) zonder een omgevingsvergunning voor monumenten of anders dan de bij nadere
regels opgestelde wijze. Het gebruik van de voorbeschermingsprocedure is gebonden aan een
motivatieplicht, aangezien hieraan voor de eigenaar/gebruiker financiële consequenties zijn ver
bonden. Immers, gedurende de voorbescherming dienen bouwactiviteiten te worden opgeschort.
Het inroepen van de voorbescherming van een object is een publiekrechtelijke beperking en een
beperkingenbesluit in de zin de van artikel 1, onder a, sub 1 juncto artikel 1, onder b, sub 5 van
de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Daarmee is ook onder an
dere artikel 13 van deze wet van toepassing wat betreft de aansprakelijkheid van gemeenten
voor geleden schade. Daarom moet een gemeente gegronde redenen kunnen aanvoeren voor het
inroepen van de voorbescherming. Zie hiertoe ook de toelichting bij artikel 6 van deze verorde
ning.
Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
In dit artikel worden de termijnen genoemd waarbinnen de monumentencommissie moet advise
ren (lid 1en het college een beslissing moet nemen (lid 2). Door de besluitvorming aan een ter
mijn te binden, weten alle belanghebbenden waar ze aan toe zijn. In het kader van de verminde
ring van administratieve lasten dient goed nagedacht te worden over de specifieke invulling met
betrekking tot de duur van de termijnen. Over het algemeen geldt hoe korter de termijnen zijn,
des te minder zijn de administratieve lasten voor de burger.
Het bepaalde in lid 2 heeft tot gevolg dat, wanneer de monumentencommissie niet tijdig advi
seert, het college de volgende keuze kan maken: zonder advies een beslissing nemen, of beslui
ten om een (te laat uitgebracht advies als bedoeld in het eerste lid) toch in hun overwegingen te
betrekken. Als het college niet tijdig beslist, is op grond van de Awb sprake van een fictieve wei
gering. Ingevolge artikel 6:2 staat voor de aanvrager dan de mogelijkheid van bezwaar of admini
stratief beroep open die ook tegen een reëel besluit open zou staan.
Het artikel bevat geen bepalingen over bekendmaking van het besluit, omdat de Awb dat afdoen
de regelt (afdeling 3.6).
Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit
De ontvangst van de (veelal aangetekende) mededeling (zijnde een afschrift van de inschrijving)
van het college is voor alle aan het monumentale object verbonden zakelijk gerechtigden van es
sentieel belang. De kenbaarheid van de aanwijzing tot monumentaal object is ook te herleiden tot
artikel 1, onder a, sub 1 juncto artikel 1, onder b, sub 6 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelij
ke beperkingen onroerende zaken. Daarmee zijn de voorschriften uit deze wet ook van toepassing
op een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
Pagina 13
erfgoedverordening 201 l/bsgh/13