menten die niet van ingrijpende aard zijn. Voornamelijk het reguliere onderhoud kan in vastomlijn
de regels worden opgenomen, zodat burgers niet voor relatief eenvoudige wijzigingen (bijvoor
beeld met betrekking tot kleurstelling of het gebruik van identieke materialen) worden geconfron
teerd met een vergunningprocedure. In deze nadere regels kunnen dan expliciet die situaties wor
den benoemd waarin de burger geen vergunning hoeft aan te vragen. Indien echter duidelijk is
wat het toetsingskader is voor grote (niet-reguliere) wijzigingen aan een monument, kan ook dit
toetsingskader in algemene regels worden opgenomen, zodat burgers nog minder met administra
tieve lasten worden geconfronteerd.
In de nadere regels (uitvoeringsrichtlijnen of programma's van eisen) kunnen de uitgangspunten,
functionele toetsen en aanwijzingen in het kader van de monumentenzorg worden opgenomen.
Hierbij dient de bouwkundige en monumentale kwaliteit (behoudtechnische optiek) voorop te
staan. Voorts staat het voeren van (voor)overleg centraal bij dit artikel, zodat maatwerk kan wor
den geleverd. Praktisch gezien gaat een medewerker monumentenzorg van de gemeente, op lo
catie en gezamenlijk met de initiatiefnemer, onderzoeken welke aanpassingen mogelijk zijn aan de
hand van de algemene regels, zodat de monumentale waarde van het object niet of zo min moge
lijk wordt aangetast.
In lid 4 is de bepaling betreffende de religieuze monumenten teruggeplaatst. Is er sprake van een
vergunning voor het monument dan is overeenstemming tussen de eigenaar en de vergunningver
lener nodig. Overleg en overeenstemming betreffen de wezenlijke belangen van de godsdienstuit
oefening in het religieuze monument. Dat betekent dat voor bijvoorbeeld een pastorie of catechi
satieruimte deze bepaling dan ook niet geldt.
Artikel 11De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan op grond van het Bor zowel digitaal als op pa
pier worden ingediend. Een burger heeft de keuze tussen het digitaal dan we schriftelijk aanvra
gen van de omgevingsvergunning. Voor ondernemingen en personen met een zelfstandig beroep
geldt in beginsel geen keuzevrijheid, zij kunnen uitsluitend een aanvraag langs digitale weg indie
nen. aangezien een aantal, met name kleinere, bedrijven nog niet over de benodigde voorzienin
gen beschikken om een aanvraag digitaal in te dienen is in overleg met diverse brancheorganisa
ties besloten om de verplichting na verloop van twee jaren in werking te laten treden.
Het Bor bepaalt dat in het kader van de vermindering van de administratieve lasten voor burgers
en bedrijven het bevoegd gezag bij een schriftelijke aanvraag maar maximaal 4 exemplaren van
de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden mag opvragen. In bepaalde gevallen kan op
grond van het derde lid van artikel 4.2 Bor hiervan worden afgeweken. Er moet dan sprake zijn
van twee of meer adviezen of verklaringen van geen bedenkingen.
Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening
Op grond van artikel 3.7 Wabo is voor de voorbereiding van een omgevingsvergunning als be
doeld in artikel 10 de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Het betreft hier een wij
ziging ten opzichte van de oude model Erfgoedverordening. Op basis hiervan was op de voorbe
reiding van deze vergunningaanvraag de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure uit de
Awb van toepassing verklaard. Op grond van de Wabo is deze procedure niet meer nodig geacht
voor de vergunning betreffende de gemeentelijke monumenten. Echter indien er meerdere activi
teiten voor het project moeten worden uitgevoerd en voor één van de andere activiteiten de uit
gebreide openbare voorbereidingsprocedure op grond van de Wabo gevolg moet worden dan
wordt voor het hele project de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure gevolgd. Uitgangs
punt van de Wabo is dat altijd maar één procedure geldt. Indien er sprake is van een samenloop
van procedure geldt de zwaarste procedure (de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure).
Aangezien veelal de reguliere procedure gevolgd zal worden is ervoor gekozen om deze hieronder
nader toe te lichten.
Pagina 1 5
erfgoedverordening 2011/bsgh/15