De reguliere voorbereidingsprocedure komt tegemoet aan één van de doelen van de Wabo, name
lijk het bevorderen van een snelle besluitvorming.
De reguliere voorbereidingsprocedure sluit voor het overgrote deel aan bij titel 4.1 van de Awb.
De procedure vangt aan met een verplichte ontvangstbevestiging van het indienen van een aan
vraag. Het bevoegd gezag zendt de aanvrager nadat het de aanvraag heeft ontvangen een bericht
waarin het vermeldt dat zij bevoegd gezag is, welke procedure zal worden doorlopen, de beslis
termijn en de beschikbare rechtsmiddelen en indien de reguliere procedure wordt gevolgd ver
meldt het bevoegd gezag tevens dat een beslissing van rechtswege is gegeven, indien niet tijdig
op de aanvraag is beslist. Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de
beoordeling van de aanvraag, stelt het bevoegd gezag de aanvrager in de gelegenheid de aan
vraag binnen de door hem gestelde termijn aan te vullen. Het bevoegd gezag geeft van de aan
vraag met vermelding van de ontvangstdatum kennis in een of meer dag, nieuws- of huis-aan-
huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het bevoegd gezag moet op grond van artikel 3.9
Wabo binnen 8 weken een beslissing op de aanvraag nemen. In deze periode moet het bevoegd
orgaan eventuele belanghebbenden de mogelijkheid geven om zienswijzen in te brengen (artikel
4:8 Awb).
Het bestuursorgaan kan bij verordening op grond van artikel 2.26, derde lid, Wabo 'andere ii.
stanties' aanwijzen die in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen. Hierbij kan onder
meer gedacht worden aan de (gemeentelijke) monumentencommissie.
Voor het uitbrengen van advies is geen termijn opgenomen. Van belang is dat de adviseur in de
gelegenheid moet worden gesteld om advies uit te brengen. Het is echter aan de adviseur om te
bepalen of hij van deze gelegenheid gebruik wil maken. Het uitbrengen van een advies staat het
nemen van een besluit niet in de weg. Wordt het advies niet binnen de gestelde termijn gegeven
dan kan het bevoegd gezag de procedure vervolgen. Het bevoegd gezag dient altijd de termijn
van 8 weken in acht te nemen. De termijn van 8 weken kan met ten hoogste zes weken worden
verlengd. Het bevoegde gezag dient hiervan op dezelfde manier mededeling te doen als van de
kennisgeving van de aanvraag. Deze verlenging van 6 weken is voornamelijk bedoeld om de advi
seur meer tijd te geven voor het uitbrengen van een advies.
Op grond van artikel 3.6 Awb dient het bestuursorgaan zelf een termijn te stellen voor het uit
brengen van advies, indien dit niet reeds bij wettelijk voorschrift is bepaald. Deze termijn mag
niet zodanig kort zijn, dat de adviseur zijn taak niet naar behoren kan vervullen. Gelet op de be
slistermijn dient het uitbrengen van het advies door de monumentencommissie parallel te lopen
aan de beoordeling van de aanvraag door het bevoegde gezag. Dit parallel lopen van het advif
en de beoordeling gebeurt ook al in het kader van de verlening van de evenementenvergunning
waarbij een advies van de brandweer is vereist.
Het definitieve besluit wordt gepubliceerd en zes weken ter inzage gelegd waarbij het wordt
opengesteld voor het indienen van bezwaar. Het besluit treedt in werking met ingang van de dag
na haar bekendmaking en wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een be
zwaarschrift is verstreken.
In lid 3 van artikel 3.9 van de Wabo is een positieve fatale beslistermijn opgenomen. Deze posi
tieve fatale beslistermijn houdt in dat de overschrijding van de beslistermijn leidt tot een omge
vingsvergunning van rechtswege. De omgevingsvergunning wordt conform de aanvraag verleend.
Men spreekt ook wel van de fictieve vergunningverlening. De bepalingen uit paragraaf 4.1.3.3
van de Awb zijn van toepassing verklaard, met uitzondering van artikel 4:20b, derde lid en 4:20f.
De van rechtswege verleende vergunning treedt in werking met ingang van de dag na de be
kendmaking en wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is
verstreken of indien bezwaar is gemaakt, op dit bezwaar is beslist.
Artikel 13. Weigeringsgronden
Pagina 16
erfgoedverordening 2011/bsgh/16