maanden de tijd heeft. Het is gewenst dat GS al op voorhand kenbaar maken in welke gevallen
zij niet adviseren, zodat de beoogde tijdswinst ook daadwerkelijk kan worden gehaald.
Lid 2
De Monumentenwet 1988 schrijft voor dat de monumentencommissie bij de aanvragen om een
omgevingsvergunning voor beschermde monumenten wordt ingeschakeld.
Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen
Artikel 16. Instandhoudingbepaling
De Wet op de archeologische monumentenzorg van 21 december 2006 verplicht de raad om, bij
de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke orde
ning, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
Het uitgangspunt van deze wet (voortvloeiend uit het Verdrag van Malta) en daarmee ook van
deze verordening, is daarom primair dat in het bestemmingsplan, door middel van een gemeente
lijke archeologische waardenkaart (i.h.l. de Gemeentelijke FAMKE), wordt vastgelegd waar zich
archeologische waarden in de bodem kunnen bevinden. Dit artikel voorziet in de behoefte aan
een overgangsperiode tot het moment dat een bestemmingplan Malta-proofis.
Lid 1
Tot het moment dat een 'Malta-proof'-bestemmingsplan kan worden vastgesteld, biedt deze
verordening bij wijze van artikel 1 6 de nodige bescherming aan archeologische waarden in de bo
dem. Het eerste lid van artikel 16 biedt bescherming door het opgenomen verbod om dieper dan
30 cm de bodem te verstoren. In de bepaling is nadrukkelijk geen standaard diepte opgenomen,
aangezien de lokale situatie zeer uiteen kan lopen. In het buitengebied kan mogelijk volstaan met
een diepte van 40 cm, waarbij nog steeds voldoende bescherming kan worden geboden, terwijl
een dichtbevolkt stedelijk gebied of een middeleeuwse stadskern mogelijk al bij 10 cm problemen
kan hebben om archeologische waarden voldoende te beschermen. Gemeenten moeten hier dus
zelf een invulling aan geven.
Lid 2
In het tweede lid van artikel 1 6 worden een zestal uitzonderingsmogelijkheden gegeven op het
eerste lid.
Onderdeel a staat systematische drainage toe in een gemeentelijk archeologisch monument, ee
gebied met een hoge archeologische waarde en in een gebied met een hoge archeologische ver-
wachtingswaarde.
Onderdeel b is niet van toepassing, indien de verstoring plaatsvindt in een gemeentelijk archeolo
gisch monument, een gebied met een hoge archeologische waarde en in een gebied met een ar
cheologische verwachtingswaarde als aangegeven op de gemeentelijke FAMKE en de ingreep
kleiner is dan de betreffende oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelij
ke FAMKE wordt aangegeven:
'Streven naar behoud' en 'waarderend onderzoek op vuursteenvindplaatsen, kopjes en terpen'
50 m2; 'waarderend onderzoek dobben' en 'karterend onderzoek 1' 500 m2; 'karterend onder
zoek 2' 2500 m2; 'karterend onderzoek 3' en 'quickscan' 5000 m2.
Onderdeel c ziet op de situatie dat het bestemmingsplan wel voorziet in bescherming als bedoeld
in de inleidende toelichting bij dit artikel.
In onderdeel d wordt een aantal mogelijkheden genoemd die voorheen in de Wet ruimtelijke orde
ning waren opgenomen en nu in artikel 2.12 Wabo. Het gaat hier om het oude projectbesluit, de
oude binnenplanse ontheffing, de oude tijdelijke ontheffing en de oude buitenplanse ontheffing
Pagina 18
erfgoedverordening 201l/bsgh/18