deze reden is de Wabo van toepassing verklaard. De bepalingen uit de artikelen 11, 12, 13 en
14, welke zien op de verlening van de omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten,
kunnen derhalve van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Voor de toelichting wordt
verwezen naar de artikelgewijze toelichting bij deze artikelen.
Hoofdstuk 6. Overige bepalingen
Artikel 19. Tegemoetkoming in schade
De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft uitgemaakt dat de Erfgoedverordening zon
der een schadevergoedingsregeling rechtsgeldig is (BR 86,604). Voor het archeologische deel van
de verordening dient echter, op grond van de Wet op de Archeologische monumentenzorg, wel
een schadevergoedingsregeling in de verordening opgenomen te worden. De rijksregeling voor
excessieve opgravingkosten is ingaande 2009 niet meer van toepassing. Het veroorzaker-betaalt-
principe, zoals dat in de memorie van toelichting van de Wet op de Archeologische monumenten
zorg is verwoord, staat bij de afweging tot toekenning van schadevergoeding voorop en geldt
voor alle genoemde onderdelen (a t/m e). De gemeente zal zelf per geval moeten afwegen wat
'redelijk' of 'buitenproportioneel' is. In deze modelverordening is gekozen voor een schadever
goedingsbepaling, waarin de specifieke gevallen zijn opgenomen op grond waarvan het bevoegd
gezag mogelijk een schadevergoeding aan een belanghebbende dient toe te kennen.
Lid 2 van deze bepaling is ten opzichte van de vorige model-erfgoedverordening geschrapt. Er is
geen procedure voorgeschreven voor het bepalen van de tegemoetkoming. De procedure op
grond van afdeling 6.1 Wro jo. afdeling 6.1 Bro kan worden toegepast, echter alvorens daartoe
te besluiten is het zinvol een inschatting te maken van de schade ten opzichte van de kosten en
omvang van deze procedure.
Artikel 20. Strafbepaling
Deze strafbepaling is met de komst van de Wabo alleen nog van toepassing op de nadere voor
schriften die het college kan stellen op grond van artikel 10, derde lid en artikel 16, met uitzonde
ring van het tweede lid, onder f. De strafbaarstelling van de omgevingsvergunning voor gemeen
telijke monumenten is geregeld in de Wet economische delicten (Wed). Het handelen zonder ver
eiste omgevingsvergunning of in strijd met de voorschriften daarvan wordt aangemerkt als eco
nomisch delict.
Voor de strafbaarstelling van de nadere regels geldt dat artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet
aan de raad een keuzemogelijkheid laat om op overtreding van verordeningen straf te stellen
maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van d^.
tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van
het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor
strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal 370,- (januari 2008); in de tweede categorie
maximaal 3700,- (januari 2008). Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete
op te nemen dan in genoemde categorieën.
Op gemeentelijk niveau is, gelet op de ernst van dit vergrijpen de wens om enige preventieve
werking te bereiken, de keuze voor de geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van
drie maanden voor het overtreden van de nadere regels voor de hand liggend.
Artikel 21. Toezichthouders
In dit artikel worden toezichthouders aangewezen overeenkomstig modelbepaling 90.M van de
Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Het is de bedoeling dat bij het eerste lid, onder a en
b, functies van de ambtenaren die belast zijn met de opsporing worden ingevuld. Het aanwijzen
van toezichthouders ingevolge het tweede lid kan door het college geschieden. Deze aanwij
zingsbevoegdheid staat los van de vergunningverlening en valt derhalve buiten het bereik van de
Wabo.
Pagina 20
erfgoedverordening 2011/bsgh/20