Partijen:
1De Minister van Ruimte en Milieu, dr. JM. Cramer, de Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven, de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, drs. C.P. Vogelaar,
de Minister van Verkeer en Waterstaat, ir. CM.P.S. Eurlings, de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg, de Staatssecretaris van Financiën, mr. drs. J.C. de
Jager en de Staatssecretaris voor Europese Zaken, drs. F.C.G.M. Timmermans handelend als
bestuursorgaan en als vertegenwoordigers van de Staat der Nederlanden, hiema te noemen:
de bewindspersonen,
2. De Vereniging van Nederlandse gemeenten, statutair gevestigd te Den Haag, te deze
vertegenwoordigd door drs. W.J. Deetman, hierna te noemen: de VNG.
Overwegende dat:
(1Nederlanders graag willen wonen, werken en recreëren in schone en zuinige gemeenten. Dit
wordt bereikt door verantwoord en spaarzaam om te gaan met energie en grondstoffen en door in
te zetten op energiebronnen die duurzaam zijn. Zo kunnen komende generaties over voldoende en
betaalbare energie beschikken. De zorgen van vandaag zijn bovendien de kansen voor morgen.
Gemeenten die ruimte bieden aan innovatieve initiatieven, versterken hun toekomstige
aantrekkingskracht voor bedrijven en burgers;
(2) gemeenten en het Rijk een gezamenlijke ambitie hebben om aan de slag te gaan met
maatregelen om klimaatverandering aan te pakken. In het coalitieakkoord heeft het kabinet als
ambitie geformuleerd dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen neemt in de
transitie naar een zo duurzaam en efficiënt mogelijke energievoorziening in Europa in 2020. Dit
krijgt vorm in het werkprogramma Nieuwe energie voor het klimaat". Deze ambitie vraagt om
een trendbreuk in ons denken en doen en om een gezamenlijke aanpak. Juist ook met de
gemeenten, want die staan dichtbij burgers en bedrijven en hebben een voorbeeldfunctie.
Gemeenten kunnen op lokaal niveau betrokkenen bij elkaar brengen om effectieve acties te
organiseren. De motivatie bij gemeenten om hiernaar te handelen is groot. De VNG en de
bewindspersonen willen initiatieven versterken en meer initiatieven mogelijk maken. Een
gemeenschappelijk inhoudelijke agenda staat hierbij centraal, want juist vanuit de inhoud komen
partijen tot inspiratie en onderlinge samenhang;
(3) het naast het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen ook van groot belang is om met
het ruimtelijk beleid in te spelen op de effecten van klimaatverandering. De ruimtelijke inrichting,
waterbeheer en gezondheidszorg moeten afgestemd worden op het toekomstig klimaat. Daarmee
kunnen negatieve gevolgen van de toenemende kans op zeer natte en zeer droge perioden, hogere
temperaturen en verspreiding van ziektes beter worden opgevangen en kunnen de kansen die
klimaatverandering biedt beter worden benut;
(4) in het werkprogramma Nieuwe energie voor het klimaat van het kabinet de
klimaatdoelstellingen zijn uitgewerkt. De volgende doelen staan hierbij centraal:
a. Een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990. Het
gaat dan zowel om C02 als overige broeikasgassen, zoals lachgas en methaan,
b. Een energiebesparingspercentage van 2% per jaar, en