Algemeen
Artikel 6
Het Rijk en de gemeenten bevorderen dat de opwekking en bet gebruik van hernieuwbare energie
aanzienlijk wordt vergroot. Gemeenten spelen een belangrijke faciliterende rol bij het stimuleren
van hernieuwbare energie bij woningen, eigen gemeentelijke gebouwen en energie- en
afvalbedrijven. Via bestemmingsplannen wijzen gemeenten locaties aan voor het opwekken van
duurzame energie, zoals biogas, zonne- en windenergie. Verder komt er een Subsidieregeling
Duurzame Energieproductie (SDE) bedoeld voor projecten op het gebied van hernieuwbare
elektriciteit, hernieuwbaar gas en warmte/kracht-koppeling (WKK). Voor de maatregelen geldt de
randvoorwaarde dat er geen verschuiving van problemen ontstaat, bijvoorbeeld naar een ander
milieucompartiment of naar ontwikkelingslanden.
Specifiek
Artikel 7
Partijen bevorderen dat:
1het Rijk en de gemeenten naar het vergroten van het aandeel duurzame energie tot 20% in
2020 streven;
2. het Rijk en de gemeenten naar een verdubbeling van het opgesteld vermogen van
windenergie op land in 2011 streven. Het Rijk en de gemeenten zullen tezamen een nationaal
uitvoeringsprogramma windenergie opstellen waarin de ambities, maatregelen om de
belemmeringen in regelgeving op te heffen en mogelijkheden voor inpassing van nieuwe
windturbines zijn uitgewerkt. Daarbij dient rekening gehouden te worden met een
verantwoorde inpassing van windturbines in het landelijk gebied;
3. het Rijk de Subsidieregeling Duurzame Energieproductie (SDE) in het voorjaar van 2008
openstelt;
4. de gemeenten in bestemmingsplannen ruimte voor duurzame energie geven, onder andere
door het aanwijzen van locaties voor de opwekking hiervan;
5. als aandeelhouder van energie- en afvalbedrijven blijvend hun invloed aanwenden om de
mogelijkheden voor het gebruik van duurzame energie en restwarmte te benutten, en
6. de gemeenten de ontwikkeling van "groen gas" ondersteunen en medewerking geven aan
proefprojecten. Vooral regelgeving en lokale acceptatie zijn aandachtspunten.
Paragraaf 5. Schone en zuinige mobiliteit
Algemeen
Artikel 8
Partijen bevorderen dat:
1maatregelen bij de mobiliteitssector leiden tot een daling van de emissies van broeikasgassen
en verbetering van de luchtkwaliteit. De mobiliteitsector is verantwoordelijk voor circa 20%
van de uitstoot van broeikasgassen. Bij ongewijzigd beleid stijgt de uitstoot van
broeikasgassen door deze sector sterk en neemt het relatieve aandeel van deze sector in het
totaal toe. Maatregelen bij verkeer en vervoer leiden, naast een vermindering van de C02-
uitstoot, tot een betere luchtkwaliteit en minder geluidsoverlast. Voorbeelden van deze
maatregelen zijn het instellen van een milieuzone voor vrachtwagens of het laten rijden van
aardgasbussen.
2. het van belang is dat burgers en bedrijven worden gestimuleerd om zuiniger auto's aan te
schaffen. Het Rijk en de gemeenten geven hierbij het goede voorbeeld door het eigen