energievoorschriften. Uitgangspunt is dat alle energiebesparende maatregelen die zich binnen
5 jaar terugverdienen, genomen dienen te worden. Gemeenten kunnen met betrekking tot de
MJA-bedrijven gebruik maken van de expertise van SenterNovem;
3. de gemeenten samen met de VROM-lnspectie een nieuw systeem van periodieke controles
ontwikkelen, waarin ook nieuwe milieuthema's - zoals energiebesparing - prioriteit krijgen.
Sinds het begin van de jaren 90 kent de milieuhandhaving periodieke controles die vooral hun
oorsprong hebben in de voormalige Hinderwet. Belangrijkste aandachtpunten bij de controles
zijn doorgaans gevaar, schade en hinder. Inmiddels hebben zich nieuwe milieuthema"s
aangediend, en.
4. het rijk en de gemeenten inzien dat CO2 afvang in combinatie met opslag (doorgaans
aangeduid met CCS) een wezenlijke tussenstap is in de transitie naar een duurzame
energiehuishouding. Maatschappelijke steun is essentieel voor de implementatie van C02
afvang en opslag. Bij de bevolking is er nog weinig bekendheid over deze oplossing. Het Rijk
en gemeenten geven meer bekendheid aan de ontwikkeling en toepassing van C02 afvang in
combinatie met opslag. Het Rijk neemt hierbij het voortouw vanuit het rijksbrede Project
CCS.
Specifiek
Artikel 13
Partijen bevorderen dat:
1de gemeenten als bevoegd gezag op basis van de van toepassing zijnde, bij of krachtens wet
gestelde voorschriften met betrekking tot energiebesparing handhaven, alsmede bij convenant
gemaakte afspraken omtrent energiebesparende maatregelen;
2. de gemeenten in hun handhavingprogramma beoogde controlefrequentie de deelname van
bedrijven aan het MJA-convenant energie efficiency laten meewegen;
3. de gemeenten, waarbinnen MJA-bedrijven zijn gevestigd, het MJA-convenant ondertekenen;
4. de gemeenten energiebesparing bij periodieke controles prioriteit geven. De VNG en de
VROM-lnspectie werken dit samen verder uit
5. het Rijk en de gemeenten ondersteunen de voorbereiding en uitvoering van CCS-
demonstratieprojecten. Het Rijk en gemeenten organiseren de kennisoverdracht voor C02
afvang en opslag. Hiertoe ontwikkelen het Rijk en de gemeenten samen met andere betrokken
partijen een communicatiestrategie. Onder meer wordt hierbij gebruik gemaakt van het
Platform Duurzame Overheden.
Paragraaf 8. Duurzame agrarische bedrijven
Algemeen
Artikel 14
Het Rijk en de gemeenten bevorderen (of stimuleren) duurzame land- en tuinbouwbedrijven Dit
soort bedrijven gaat bewust om met energie en brandstoffen. Bij de agrarische bedrijven kan
transport worden beperkt door activiteiten te clusteren en vervoersstromen te bundelen en daar
een slimme regie voor te voeren. Dit heeft zowel economische als ecologische voordelen. Het kan
de fijnstofproblematiek verminderen, de verkeersoverlast in de bebouwde kom en op
plattelandswegen beperken en in een aantal gevallen kan dit ook gunstig uitwerken op de
werkgelegenheid. Daarnaast kunnen deze bedrijven, bij clustering, eikaars reststoffen gebruiken
en via de verwerking van meststoffen duurzame energie opwekken. Ontwikkelingen, zoals
verwerking van mest (co-vergisting), de plaatsing van windturbines en kleinschalige teelt van