Pagina 3 van 7
Toelichting
Artikel 11
Toevoegen aan de toelichting op artikel 1:1, na de toelichting op onderdeel h.
(Handelsreclame):
In dit artikel is met de term "bevoegd gezag" aangehaakt bij de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die is van toepassing op de vergunning voor aanleg
of veranderen van een weg (artikel 2:11) en het vellen van houtopstanden (artikel 4:11).
De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel
2.2, eerste lid onder d. van de Wabo, en de vergunning voor het vellen van
houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g. De Wabo kan ook van toepassing zijn
op het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan,
namelijk als het gaat om het opslaan van roerende zaken (artikel 2:10). De ontheffing
voor het opslaan van roerende zaken is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder j en
k van de Wabo.
De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één
procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van
rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal
worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot
toestemmingsverlening niet bij het College van burgemeester en wethouders, maar bij
het College van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd
gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de
bestuursrechtelijke handhaving.
Zie verder ook de toelichting bij de artikelen 2:10, 2:11 en 4:11 van deze verordening.
Daarnaast komt in de APV op verschillende plaatsen de term "bevoegd bestuursorgaan"
voor. Daarmee wordt dan gedoeld op ofwel het College van burgemeester en
wethouders, ofwel de burgemeester. De Wabo brengt hierin geen verandering.
Artikel 1:2
Toevoegen na de laatste alinea van de toelichting op artikel 1:2 (Opschorting van de
termijn):
Wabo
De tekst van het eerste lid is in overeenstemming gebracht met die van artikel 3.9,
eerste lid van de Wabo. Inhoudelijk is er niets veranderd.
Het derde lid is toegevoegd omdat artikel 3.9, tweede lid van de Wabo bepaalt dat de
beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd. De
wegaanlegvergunning (art 2:11en de kapvergunning (art 4:11vallen onder de Wabo.
De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel
2.2, eerste lid onder d. van de Wabo, en de vergunning voor het vellen van
houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g. De Wabo kan ook van toepassing zijn
op het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan,
namelijk als het gaat om het opslaan van roerende zaken (artikel 2:10). De ontheffing
voor het opslaan van roerende zaken is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder j en
k van de Wabo.
De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning of ontheffing die onder de
Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-
5162). De algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor, dat luidt als volgt: