Pagina 4 van 7
Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag
1In de aanvraag vermeldt de aanvrager:
de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres
van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;
het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;
een omschrijving van de aard en omvang van het project;
indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en
woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag
met een elektronisch formulier wordt ingediend;
indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres
en woonplaats.
2. De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de
aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een
situatietekening, kaart, foto's of andere geschikte middelen.
3. De aanvrager doet bij de aanvraag een opgave van de kosten van de te verrichten
werkzaamheden.
In Hoofdstuk 7 van de Mor staan nog bijzondere indieningsvereisten. Daarvan zijn in het
kader van de APV alleen die voor het vellen van houtopstanden van belang. Zie daarvoor
de toelichting bij artikel 4:11.
Artikel 2.1
Hier is de term "bevoegd gezag" vervangen door "bevoegde bestuursorgaan".
Artikel 2:6
Toevoegen aan het eind van de toelichting, voor de paragraaf "jurisprudentie":
Wabo
Het verspreiden van gedrukte stukken valt niet onder de Wabo, ook niet als daar een
element van handelsreclame in zit.
Artikel 2:1 0
Toevoegen aan de toelichting, aan het eind van de paragraaf "Containers:
Wabo
Het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie, als bedoeld in
dit artikel, kan onder de Wabo vallen, namelijk wanneer dit gebruik bestaat uit de opslag
van roerende zaken. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn als op of aan de weg een
container wordt geplaatst voor de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen tijdens
een verbouwing. In andere gevallen zal het niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn
of het gaat om opslag van roerende zaken als bedoeld in de Wabo. Het onderscheidend
criterium is dat het plaatsen van zaken op de weg bij opslag een tijdelijk karakter heeft:
het is de bedoeling dat de opgeslagen zaken ooit ergens anders een al dan niet
definitieve bestemming krijgen en aldaar een functie gaan vervullen. Als dat aan de orde
is valt die activiteit onder artikel 2.2, eerste lid onder j of onder k van de Wabo. Een
ontheffing wordt op grond van artikel 2.2, eerste lid, laatste zinsdeel, van de Wabo
aangemerkt als een omgevingsgvergunning. Daarom is een nieuw vierde lid ingevoegd,
waarin staat dat het bevoegd gezag (ingevolge de definitie in artikel 1 is dat dus het
bestuursorgaan als bedoeld in de Wabo) in een dergelijk geval een omgevingsvergunning
verleent.
Daarnaast blijft het derde lid gehandhaafd, waarin staat dat het bevoegde
bestuursorgaan (i.c. het college of de burgemeester) ontheffing kan verlenen voor
gebruik van de weg dat niet valt onder de Wabo, namelijk wanneer het gaat om