Pagina 5 van 7
objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren. Dat zijn bijvoorbeeld
bloembakken, straatmeubilair, terrassen en dergelijke.
Het is niet ondenkbaar dat bij een en hetzelfde project - bijvoorbeeld een grootscheepse
restauratie van monumentale panden - zowel de ontheffing van het bevoegd
bestuursorgaan (derde lid) als de onmgevingsvergunning (vierde lid) nodig is, waarbij dan
de situatie kan ontstaan dat er twee bevoegde gezagen zijn. Met het oog op die
gevallen kan overwogen worden om met toepassing van artikel 2.2, tweede lid van de
Wabo alle activiteiten waarbij voorwerpen op of aan de weg worden geplaatst, onder de
Wabo te brengen. Dat heeft als nadeel dat de zwaardere procedure van de Wabo in alle
gevallen gevolgd moet worden. Wij verwachten dat deze situatie maar heel zelden zal
voorkomen en hebben 2.2, tweede lid van de Wabo in de model-APV dan ook niet
toegepast.
Artikel 2:11
De tweede paragraaf van de toelichting vervalt.
In de eerste zin van de toelichting bij het eerste lid wordt de zinsnede "ligt een ander
motief ten grondslag, namelijk de behoefte" vervangen door: ligt als motief ten
grondslag de behoefte
De laatste alinea van de paragraaf "Algemeen" (Met de inwerkingtreding van de
Wabo...) vervangen door:
Op het aanleggen of veranderen van een weg is artikel 2.2, eerste lid onder d. van de
Wabo van toepassing als de activiteit verboden is in een bestemmingsplan,
beheersverordening of voorbereidingsbesluit. Dat betekent dat de termijnen genoemd in
artikel 3.9 van de Wabo van toepassing zijn op deze vergunning. De beslistermijn is 8
weken, de verdagingstermijn zes weken. Let wel: indien er meerdere activiteiten worden
aangevraagd en er één onder artikel 3.10 van de Wabo valt, dan is de uitgebreide
procedure van toepassing (beslistermijn van 6 maanden met een mogelijkheid tot
verdagen van zes weken).
De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning die onder de Wabo valt,
staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Het gaat dan om de algemene
indieningsvereisten uit artikel 1.3 van de Mor. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 1.2
model-APV. Voor het aanleggen of veranderen van een weg zijn in de Mor geen
aanvullende indieningsvereisten opgenomen.
In artikel 2:18 van de Wabo is bepaald dat de vergunning alleen kan worden verleend of
geweigerd op de gronden vermeld in deze verordening. De weigeringsgronden staan in
artikel 1.8 van deze verordening.
Indien de activiteit niet is verboden in een bestemmingsplan, beheersverordening of
voorbereidingsbesluit is de Wabo niet van toepassing en is het college bevoegd.
Wanneer het gaat om normaal onderhoud van de weg is er ingevolge het derde lid geen
vergunning nodig: het college hoeft zichzelf geen vergunning te verlenen. Zie verder de
toelichting aldaar.
Artikel 2:12
Toevoegen aan het eind van de toelichting op dit artikel:
De melding van een uitweg valt niet onder de Wabo. Er is immers geen sprake van een
vergunning of ontheffing.