voorkeur en het terreinquotiènt belangrijke parameters. De locatietype-
voorkeur is de verdeling van de werkgelegenheid over de verschillende
locatietypen van de BLM. Een terreinquotiènt is gedefinieerd als het aan
tal vierkante meters kavcloppcrvlak of ncttotcrrcinoppcrvlak per werknemer.
De spanning die op langere termijn ontstaat, zit tussen een stabiliserende
(en op termijn afnemende) beroepsbevolking, een groeiende economie en
ccn economie die verandert in aard. Wat de consequentie is voor het
gevraagde ruimtelijk beslag van deze ontwikkelingen, is daarmee ook een
vraag die het Rijk in samenwerking met provincies moet oplossen.
Kwantiteit
De keuze die gemaakt moet worden is welk scenario wordt gebruikt om de
geprognosticeerde uitbreidingsvraag naar bedrijventerreinen te bepalen.
Provincies zullen gelet op de termijn van hun structuurvisies deze ramingen
maken voor een periode van tenminste 10 jaar. In de beleidsbrief (d.d. 7
december 2007) van de ministers van VROM en EZ aan de Tweede Kamer
is gekozen om landelijk als uitgangspunt te kiezen voor het Transatlantic
Markot (TM) scenario. Deze politieke keuze is gebaseerd op het landelijke
beeld dat het gekozen adagium "maximaal reserveren, uitgeven naar
behoefte" uit de Nota Ruimte niet optimaal werkt (onderzoek Royal
Haskoning). Nog te vaak worden bedrijventerreinen gerealiseerd zonder
goede regionale afstemming.
De keuze om op landelijk niveau te kiezen voor het TM-scenario betekent niet
dat regionale verschillen niet mogen bestaan. Bij de vertaling van de lande
lijke behoefteraming op basis van het TM scenario naar provinciale behoefte
ramingen en regionale planning is regionaal maatwerk en flexibiliteit van
belang, zodat provincies en gemeenten bij de planologische realisatie van
bedrijventerreinen adequaat kunnen inspelen op economische ontwikkelingen.
Wat kun nen overheden beïnvloeden?
Vraag naar en aanbod van bedrijventerreinen moeten in balans zijn.
De ruimte die provincies reserveren in structuurvisies (en door regionaal
samenwerkende gemeenten vertaald worden in regionale planningen) moet
voldoende zijn om de geprognosticeerde vraag naar bedrijventerreinen op te