Pagina 3 van 8
J. Artikel 2.77 wordt als volgt gewijzigd:
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten
tot plaatsing van vaste camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het
toezicht op een openbare plaats.
K. Artikel 4.15 wordt als volgt gewijzigd:
1Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een
onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een
opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg
zichtbaar is.
2. Het verbod geldt niet voor onverlichte:
a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een
onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;
b. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen
door de overheid;
c. opschriften en aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan
1 meter die betrekking hebben die betrekking hebben op:
openbare verkoping of aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een
onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt
uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
d. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde
bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van
het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of
op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis
hebben
e. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het
openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;
3. Van het verbod in het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders
ontheffing verlenen voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard,
voor zolang zij feitelijke betekenis hebben en deze opschriften of aankondigingen niet
langer dan 31 dagen op de onroerende zaak aanwezig zijn.
4. Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het
tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige
hinder voor de omgeving te veroorzaken.
5. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving
niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. in het belang van de verkeersveiligheid;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van
een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
6. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening;
b. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer.