Toetsing aan Beleidskader Gemeentelijke Herindeling Inleiding Het Rijk speelt als wetgever een belangrijke rol op het gebied van gemeentelijke herindeling. Op 3 april 2009 heeft de toenmalige staatsecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties het vernieuwde Beleidskader Gemeentelijke Herindeling aan de Tweede Kamer gezonden. Dit beleidskader geeft inhoudelijke en procesmatige kaders aan voor gemeentelijke herindeling. Bij de beoordeling van een herindelingsvoorstel ligt voor de wetgever de nadruk op de procesmatige toets. De verantwoordelijkheid voor een inhoudelijke toets ligt nadrukkelijk bij de provincie. In het vernieuwde beleidskader gemeentelijke herindeling zijn handvatten opgenomen om deze inhoudelijke toets door de provincie beter in te kunnen vullen. Om te kunnen beoordelen of en op welke wijze op basis van een herindelingsadvies wetgeving in voorbereiding wordt genomen, toetst de provincie ieder herindelingsadvies onder meer aan een zestal criteria. Daarbij is in het beleidskader aangegeven dat in concrete situaties criteria onderling kunnen conflicteren of dat er uiteenlopende conclusies kunnen worden getrokken door de betrokken gemeenten over de toepassing van één criterium. In dat geval zal dus een afweging moeten worden gemaakt tussen die criteria respectievelijk en tussen de standpunten en belangen van de betrokken gemeenten. Het beleidskader gemeentelijke herindeling kent de volgende criteria op basis waarvan een herindelingsvoorstel wordt beoordeeld: 1. Draagvlak: hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak op lokaal niveau en bestuurlijk draagvlak op regionaal niveau. Voorts wordt onderscheid gemaakt tussen de eisen die aan draagvlak worden gesteld in geval van een herindeling op initiatief van gemeenten en op initiatief van provincies. 2. Bestuurskracht: de nieuw te vormen gemeente moet in staat zijn haar maatschappelijke opgaven op te pakken en wettelijke taken adequaat te vervullen, waarbij recht wordt gedaan aan en in het belang van haar maatschappelijke omgeving. 3. Duurzaamheid: de gemeente moet zijn toegerust voor een langere periode en niet binnen afzienbare tijd weer in een herindelingdiscussie geraken. 4. Interne samenhang: de nieuw te vormen gemeente moet een logische interne samenhang kennen die identiteit geeft (sociaal, cultureel, economisch etc.) aan de nieuwe bestuurlijke eenheid. 5. Regionale samenhang en evenwicht: de nieuwe gemeente moet een bestuurlijke partner zijn die in staat is om (in samenwerking met andere gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de provincie) een meerwaarde te leveren bij het oppakken van regionale opgaven en taken. 6. Planologische ruimtebehoefte: indien zodanige ruimtelijke knelpunten ontstaan dat die door samenwerking niet op te lossen zijn dan kan dit een criterium zijn. De nieuwe gemeente moet derhalve een antwoord geven op ruimtelijke knelpunten of deze in ieder geval niet laten verergeren of ontstaan. Het beleidskader stelt dat bovenstaande criteria alleen gelden voor gemeentelijke samenvoegingen. Voor gemeentelijke toevoegingen of grenscorrecties hoeven deze niet ten behoeve van toetsing te worden uitgewerkt. In de volgende paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de gemeenten die ontstaan door de twee samenvoegingen (respectievelijk Heerenveen en Leeuwarden) voldoet aan de bovengenoemde criteria. 32

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2011 | | pagina 45