wordt genomen, de keuzevrijheid voor ouders gehandhaafd blijft en dat gemeten kan worden of er werkelijk draagvlak is voor de fusie. De hoofdlijnen: De fusietoets gaat gelden in alle onderwijssectoren en geldt voor zowel bestuurlijke fusies als scholenfusies (institutionele fusies); Voor fusies is voorafgaande toestemming van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vereist. Toetsing vindt plaats op basis van een vooraf opgestelde ministeriële regeling: 'Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs'. De minister kan (samengevat) goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod binnen het voedingsgebied van de te fuseren scholen of rechtspersonen, op significante wijze wordt belemmerd. De minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. - De wet maakt onderscheid tussen primair onderwijs en de andere sectoren: o In het voortgezet onderwijs en bij de expertisecentra vallen alle fusies onder de toets; o In het primair onderwijs gelden twee uitzonderingen: 1. als bij een scholenfusie de betrokken scholen in totaal minder dan 500 leerlingen tellen, is geen toestemming van de minister vereist; 2. als bij een besturenfusie het aantal betrokken scholen minder dan 10 bedraagt, is geen toestemming van de minister vereist. Indien er echter sprake is van de vorming van een zogenaamd samenwerkingsbestuur (artikel 17 WPO), is in alle gevallen toestemming vereist. Ook voor deze uitgezonderde categorieën geldt echter dat er een FER moet worden gemaakt; zie hierna. - Bij het indienen van een verzoek om toestemming voor de fusie, moet een fusie-effectrapportage (FER) worden overgelegd, waarin onder meer moet worden opgenomen: o de motieven voor de fusie; o alternatieven voor de fusie; o het tijdsbestek waarin de fusie moet worden gerealiseerd; o de te bereiken doelen; o de effecten van de fusie op de keuzevrijheid; o de kosten en baten van de fusie; o de gevolgen van de fusie voor het personeel en de leerlingen; o de wijze waarop de fusie wordt gecommuniceerd; o de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd; o een advies van het College van Burgemeester en Wethouders van de betrokken gemeente(n) over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie. - Als bij een besturenfusie voor een stichting samenwerkingsbestuur wordt gekozen, verleent de minister daaraan slechts toestemming, indien een van de betrokken scholen onder opheffingsnorm dreigt te geraken. Indien onderwijsinstellingen zich onttrekken aan de fusietoets kan dit gevolgen voor de bekostiging met zich meebrengen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2011 | | pagina 87