vang niet worden vergroot. Wij constateren dat de afwijkingen worden vergroot en wel om de
volgende redenen:
a. door middel van het dichtzetten van de overkapping met een extra wand wordt een vaste
constructie gecreëerd, waarbij de nu aangevraagde wand is gesitueerd binnen 4 meter vanaf
de bestemming "water". Ter plaatse mag niet binnen 4 meter vanuit de bestemming "water"
worden gebouwd.
b. de aard van het bouwwerk, de overkapping, wijzigt door het dichtzetten met een wand,
waardoor in feite sprake zal zijn van een "serre". Dit wordt overigens ook door aanvrager op
het bouwaanvraagformulier aangegeven. Onder het kopje "gebruik van het bouwwerk huidig
en na uitvoering van de werkzaamheden" wordt aangegeven serre bij café.
c. Naast het dichtzetten van de overkapping is op de tekening bij de aanvraag ook een goot- en
afvoerconstructie aangegeven als bestaand. Zoals waarschijnlijk bekend (en omschreven in
het chronologisch overzicht in de bijlage) is deze constructie niet gebouwd, zodat van "be
staand" geen sprake kan zijn. Deze goot- en afvoerconstructie was bovendien niet ingete
kend op de tekening, behorende bij de van rechtswege verleende bouwvergunning voor de
overkapping. Deze constructie is dus niet alleen niet bestaand, maar ook niet vergund.
Gelet op bovenstaande redenen constateren wij dat de aard en omvang van de afwijking worden
vergroot, zodat de aanvraag niet onder de werking van het overgangsrecht valt.
Daarnaast is het perceel waarop het bouwplan is gesitueerd, gelegen binnen de grenzen van de
dubbelbestemming "archeologisch waardevol gebied". Op deze gronden mag niet worden ge
bouwd, tenzij hiervan een ontheffing wordt verleend. Deze ontheffing kan slechts worden ver
leend indien hetgeen dat gebouwd wordt ten dienste van en conform de basisbestemming is, en
daarentegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische
waarden geen bezwaar bestaat.
3. Wanneer de ontheffing wordt geweigerd kan de bouwvergunning niet worden verleend
Er is geen binnenplanse of "lichte"buitenplanse ontheffing/vrijstellingsmogelijkheid om de ge
noemde strijdigheden op te heffen. Daarom is artikel 3.10, projectbesiuit van de Wet ruimtelijke
ordening van toepassing. Een afweging op grond van artikel 3.10 Wro is een zogenaamde vrije
beschikking. Gezien de strijdigheden met het planologische beleid en de negatieve adviezen van
de afdeling Beleidsontwikkeling& Projecten is dit voldoende reden geen medewerking te verlenen
aan deze ontheffingsmogelijkheid. Wanneer er geen ontheffing wordt verleend van het geldende
bestemmingsplan blijft de bouwaanvraag in strijd met het geldende bestemmingsplan. Hierdoor
kan er geen medewerking aan worden verleend en zal de bouwvergunning, indien uw raad besluit
geen medewerking aan een projectbesiuit te verlenen, per die datum geweigerd moeten worden.
Er is overleg gevoerd met:
Afdeling Beleidsontwikkeling en Projecten, team backoffice vergunningen, team Toezicht en
Handhaving
Communicatie:
De aanvrager zal schriftelijk op de hoogte worden gesteld van uw besluit. Hiertegen staat be
zwaar en beroep open. Er is sprake van een procedurele koppeling. Dit betekent dat de beslissing
op een aanvraag om bouwvergunning en een beslissing omtrent een aanvraag om een projectbe
siuit op grond van artikel 46 lid 6 van de Woningwet voor de mogelijkheid van beroep ingevolge
hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht als één besluit wordt aangemerkt. Dit geldt ook
met betrekking tot de mogelijkheid van bezwaar. Dit betekent dat er door belanghebbenden be
zwaar kan worden gemaakt tegen de weigering van het projectbesiuit en de weigering van de
bouwvergunning, op het moment dat ons college de bouwvergunning heeft geweigerd. Bezwaar
Pagina 3
4 03 raadsvoorstel weigering projectbesiuit 10-B-096.doc/ptmv/3