HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 10. Verlening subsidie
1Bij het besluit tot het verlenen van subsidies tot 5.000 worden de subsidies direct
vastgesteld door het college.
2. Bij het besluit tot het voorlopig verlenen van subsidies vanaf 5.000 geeft het
college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie
plaatsvindt.
3. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te
verbinden met betrekking tot het gebruik van de subsidie.
Artikel 11Betaling en bevoorschotting
1Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 10, eerste lid,
wordt afgegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.
2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 10, tweede lid,
wordt afgegeven, vindt de betaling van de subsidie plaats door middel van
bevoorschotting. De hoogte en de termijnen van de voorschotten worden in het
besluit tot subsidieverlening bepaald.
HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 12. Tussentijdse rapportage
Bij subsidies, hoger dan 25.000, kan het college de verplichting opleggen tot het
tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en
de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse
verantwoording wordt maximaal één keer per jaar gevraagd.
Artikel 13. Meldingsplicht
3. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is
dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen
worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot
subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
4. Het college heeft de bevoegdheid om vervolgens te bepalen of de subsidie
(gedeeltelijk) teruggevorderd wordt.
Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
Naast het bepaalde in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht gelden tevens de
volgende verplichtingen:
1De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.
2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:
a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten,
waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;
b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot
subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen
worden nagekomen;
d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de
persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.
3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als
vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.
4