Voormalig wethouder mevrouw J.B. heeft over mevrouw H.L. verklaard: "Uit de krant heb ik vernomen dat mevrouw H.L. betrokken is geweest bij Eagum. Ik heb mijn man hierover om uitleg gevraagd. Ik wist niet dat zij directeur van Naturec BV was. De heer J.P.D. was in de periode van 17 mei 2004 tot en met 1 oktober 2005 alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van Noham BV; De heer J.P.D. is (blijkens de interviews) vanaf 2005 50 procent aandeelhouder van Naturec BV (en is vanaf 25 augustus 2009 daarvan ook bestuurder; dit laatste is ruim na de wethoudersperiode van mevrouw J.B.); De heer J.P.D. heeft verklaard dat hij tot 1990 bij de familie B. heeft gewerkt. Uit het onderzoek is tevens gebleken dat voormalig wethouder mevrouw J.B. bestuurlijk betrokken was bij besluitvorming en beraadslaging aangaande de projectontwikkelingen te Eagum. Dit blijkt uit het feit dat voormalig wethouder mevrouw J.B. als portefeuillehouder staat vermeld op een aantal college- en raadsvoorstellen inzake de ontwikkeling van het perceel te Eagum; Dit blijkt ook uit de interviews, onder meer uit haar verklaring: "In 2002 heeft mijn man mij laten weten dat hij geen bemoeienis had met de ontwikkelingen te Eagum. Ik heb daarom ook nooit overwogen om mijn portefeuille RO af te staan op de momenten dat Eagum ter sprake kwam. Uiteraard had ik dat wel gedaan, op het moment dat hij wel betrokken zou zijn geweest bij de ontwikkelingen te Eagum. Uit het onderzoek is niet gebleken dat voormalig wethouder mevrouw J.B. opmerkelijk of oneigenlijk heeft gehandeld ten faveure van het project te Eagum als wethouder RO. Op de vraag of voormalig wethouder mevrouw J B. in haar periode als wethouder handelingen heeft verricht ten faveure van het project te Eagum of dat er sprake is van bevoordeling, heeft voormalig wethouder mevrouw J.B. verklaard: "Ik heb mijn man niet bevoordeeld in dit project zoals gesuggereerd wordt in de kranten. Het feit dat mijn man een projectadviesbureau had, heeft mijn handelen als wethouder nooit beïnvloed of beperkt. Zowel haar collega-bestuurders als de twee geïnterviewde ambtenaren, hebben aangegeven geen druk te hebben ervaren van voormalig wethouder mevrouw J.B. om het project een bepaalde kant op te sturen; Daarnaast hebben alle geïnterviewden verklaard dat zij geen signalen hebben ontvangen of opmerkelijkheden hebben geconstateerd ten aanzien van het handelen van voormalig wethouder mevrouw J.B. in relatie tot het project te Eagum; Verschillende initiatieven voor projectontwikkeling op de locatie te Eagum hebben in de periode dat zij wethouder was, geen stand gehouden/zijn niet van de grond gekomen; Het voorbereidingsbesluit over het kwaliteitsarrangement is weliswaar 'onder' voormalig wethouder mevrouw J.B. opgesteld, doch de gemeenteraad heeft d.d. 9 mei 2006 conform het voorstel besloten. Dit met de wetenschap dat een aantal keren de mogelijke betrokkenheid van de man van voormalig wethouder mevrouw J.B. im frage is gesteld. Op een aantal momenten gedurende het wethouderschap van voormalig wethouder mevrouw J.B. is de mogelijke betrokkenheid van haar echtgenoot bij het project te Eagum ter sprake gekomen en is in algemene zin gesproken over eventuele belangenverstrengeling. Zo is uit het dossier gebleken dat eventuele belangenverstrengeling is aangesneden door een raadslid in de raadsvergadering d.d. 8 mei 2002 (inzake de portefeuilleverdeling). In december 2002 is door raadslid de heer M. van der S. middels een brief (d.d. 1 december 2002) aan de gemeenteraad en de commissie van bezwaarschriften de mogelijke belangenverstrengeling inzake Eagum aangekaart. Dit laatste punt is eveneens ter sprake gekomen d.d. 20 januari 2003 in een raadspresidium naar aanleiding van de brief d.d. 1 december 2002. In Rapportage Gemeente Boarnsterhim 17 november 2011 33

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2011 | | pagina 239