Het fair-playbegirisel houdt onder meer in dat de overheid zich onpartijdig moet opstellen bij het nemen van een besluit. In artikel 2.4 lid 2 van Awb wordt vermeld dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden Hoewel over de precieze invulling van het begrip 'beïnvloeding' geen rechterlijke uitspraak is, ligt het in de rede dit zo te interpreteren dat iemand die een persoonlijk belang heeft niet alleen moet worden uitgesloten van de stemming over een dergelijk besluit, maar tevens niet betrokken zou moeten zijn bij het besluitvormingsproces, waaronder woordvoering, beraadslaging, informatie-uitwisseling etc. Wat er verstaan wordt onder 'persoonlijk belang' komt aan bod in de zogenoemde Winsum-uitspraak. In de Winsum-uitspraak heeft de Raad van State artikel 28 Gemeenlewet beperkt en artikel 2:4 Awb ruim uitgelegd. Het persoonlijke belang is ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen, zo stelde de Afdeling. Voor zover jurisprudentie bestaat over artikel 2:4 Awb (bijvoorbeeld de Winsum-uitspraak) betreft het situaties waarbij een persoonlijk belang voortvloeiend uit een functie of eigendom aan de orde is. De centrale gedachte die achter artikel 2:4 Awb schuilgaat, is dat de oordeelsvorming door bestuursorganen niet behoort te worden verstoord door behartiging van particuliere belangen en de burger door de bestuursorganen eerlijk moeten worden behandeld en met open vizier moet worden tegemoet getreden. Ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In het licht van deze centrale gedachte achter artikel 2:4 Awb wijzen wij op het feit dat niet gebleken is dat voormalig wethouder mevrouw J.B. opmerkelijk of oneigenlijk heeft gehandeld ten faveure van het project te Eagum als wethouder RO (zie overwegingen). 10.2 Beoordeling bestuurders/bestuursorgaan Overwegingen Uit interviews komt naar voren dat binnen de gemeente breed bekend was dat de echtgenoot van de voormalig wethouder mevrouw J.B. betrokken was bij projecten in de omgeving van Boarnsterhim. Dat geldt blijkens de interviews voor de burgemeester en het college en naar mag worden aangenomen ook voor verschillende raadsleden. De voormalig burgemeester de heer Y.D. heeft verklaard dat hij ten tijde van zijn burgemeesterschap van de gemeente Boarnsterhim voorzitter was van de landinrichtingscommissie 'Swette/De Burd' en dat hij vanuit die hoedanigheid de heer T.B. incidenteel ontmoette. De voormalig burgemeester de heer Y.D. heeft voorts verklaard: "De naam van [de heer T.B.] kwam af en toe naar voren in relatie tot het project te Eagum. Maar zijn naam kwam ook bij andere projecten in de gemeente naar voren, zoals het Aquaverium. De voormalig burgemeester de heer Y.D. heeft verklaard dat hij wist dat de heer T.B. zaken deed in onroerend goed binnen de gemeente Boarnsterhim. Hij vervolgt: "Het was mij niet helemaal helder dat [de heer T.B.] een firma had in onroerend goed. Er werden soms wel vragen gesteldof het verstandig was dat [de heer T.B.] zaken deed binnen de invloedsferen van de gemeente Boarnsterhim, aangezien zijn echtgenote wethouder was. Maar ik sloeg daar niet op aan, aangezien ik in de wandelgangen al had vernomen dat [de heer T.B.] voorzichtig zou omgaan met zijn activiteiten binnen de gemeente Boarnsterhim, vanwege zijn vrouw als wethouder RO. Rapportage Gemeente Boarnsterhim 17 november 2011 35

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2011 | | pagina 241