b. De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie achtereenvol
gende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat
vaartuig op die plaats door een met de uitvoering van de verordening belaste ambtenaar
als bedoeld in artikel 12 wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie da
gen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen.
c. De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht op dezelfde plaats te zijn gebleven in
dien het vaartuig binnen een straal van 500 meter - hemelsbreed gemeten - gerekend
vanaf de in lid a bedoelde aanlegplaats wordt aangetroffen.
d. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden, met enig vaartuig binnen vijf dagen
nadat het is verplaatst op de in lid 1sub a, bedoelde plaats opnieuw aan te leggen.
3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing verlenen
voorzover het betreft een krachtens artikel 10 als zodanig aangewezen oever.
Aanleg-exces.
Artikel 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 1 en lid 2, is het de rechthebbende op een vaartuig
verboden daarmede op een plaats aan te leggen, indien burgemeester en wethouders hem schrif
telijk hebben medegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanleg
plaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.
Ankeren.
Artikel 5.
1Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op
een afstand van minder dan 5 meter vanuit een rietkraag, in een krachtens artikel 10 als zo
danig aangewezen water of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een krachtens ar
tikel 10 als zodanig aangewezen oever.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daar
mee te ankeren anders dan gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een
permanent recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig.
3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 en lid 2 gestelde verbod ontheffing ver
lenen voorzover het betreft een krachtens artikel 10 aangewezen water of oever.
Varen.
Artikel 6.
1Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee door of in een rietkraag te va
ren.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daar
mee te varen in een krachtens artikel 10 als zodanig aangewezen water.
Pagina 3
3 02 Bylage ligplaatsenverordening.tekst verordening d.d.03-11-2011 .doc/ezhb/3