1Het wettelijk kader De Wmo is op 1 januari 2007 in werking getreden. Een aantal maatschappelijke ontwikkelingen lag hieraan ten grondslag die op dit moment nog steeds van kracht zijn: de vergrijzing, de individualisering, de toenemende druk op de AWBZ. Deze ontwikkelingen vragen om een nieuw evenwicht in verantwoordelijkheden tussen burgers en overheid, overheden onderling alsook tussen burgers onderling. Met de Wmo wil de rijksoverheid bereiken dat de zorg- ook op de lange termijn- gewaarborgd en betaalbaar blijft. Van de vanzelfsprekendheid dat de overheid alles "van de wieg tot het graf" regelt is geen sprake meer. Mede door introductie van de Wmo komt langzaam maar zeker het besef terug dat wij in de eerste plaats zelfredzaam moeten zijn en in belangrijke mate verantwoordelijk zijn voor de invulling van ons leven. Deze nadruk op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid zien we niet alleen binnen de Wmo maar ook op tal van andere beleidsterreinen zoals bijvoorbeeld in de toekomstige wet Werken naar vermogen. De Wmo is daarmee een participatiewet en geen zorgwet. Het regelt wat burgers van hun gemeente mogen verwachten aan publieke, ondersteunende zorg- en welzijnsvoorzieningen. Het doel is participatie en zelfredzaamheid. Pas wanneer mensen het niet meer zelf en/of met behulp van hun omgeving kunnen wordt een beroep gedaan op de compensatieplicht van de gemeente. Er zijn sinds deze inwerkingtreding van de Wmo een aantal ingrijpende wetswijzigingen doorgevoerd. De ondersteunende en activerende begeleiding is in de loop van 2009 uit de Awbz verdwenen. Deze zijn opgegaan in twee nieuwe functies: begeleiding en behandeling. Tegelijkertijd is de toegang tot en omvang van die nieuwe begeleidingsfunctie strenger geworden. In het geval van de functie begeleiding betekent het dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor zogenaamde lichte gevallen van begeleiding en alle gevallen van begeleiding voor mensen met een psychosociale grondslag. Een andere wijziging houdt verband met het hulp in het huishouden. Kern van deze wijziging was dat de thuiszorgaanbieder geen voorziening in natura meer via een alphahulp of een zelfstandige mocht leveren. Dit voorkomt dat de klant ongewild werkgever wordt. Door de wetswijziging moest de klant vanaf 1 januari 2010 kiezen uit een voorziening zorg in natura of een persoonsgebonden budget waaronder een vergoeding voor een alphahulp (de zogenaamde geïnformeerde toestemming). Dit betekent dat alphahulpen moesten kiezen of ze in loondienst gingen werken bij de betreffende thuiszorgaanbieder of geheel zelfstandig blijven en via een PGB door de klant worden betaald. Veel hulpen zijn hierdoor in dienst getreden bij een thuiszorginstelling waardoor de tarieven voor het huishoudelijk werk zijn gestegen. De komende periode komen opnieuw een aantal belangrijke wijzigingen op onze gemeente af. De eerste grote decentralisatieoperaties is de overheveling van de extramurale begeleiding uit de Awbz en de hulpmiddelentransitie (beide per 1 januari 2013). Een plan van aanpak is integraal opgenomen in dit beleidsplan. Het opstellen van een beleidsplan is een verplichting die is opgenomen in artikel 3 van de Wmo: "de gemeenteraad stelt een of meer plannen vast, die richting geven aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen over maatschappelijke ondersteuning". Dit plan is het tweede beleidsplan. Net als het voorgaande beleidsplan is gekozen om aansluiting te zoeken bij de indeling die destijds ook is gemaakt. Per prestatieveld wordt uitgewerkt wat de doelstellingen zijn, de te ondernemen acties en verwachte resultaten. Het plan geldt tot het moment van de herindeling. 2 WMO beleidsplan 2012-2013 gemeente Boarnsterhim

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2011 | | pagina 33