Startnotitie Wer Vermogen!
Achtergrond - veranderingen die aanstaande zijn
Het kabinet heeft drie decentralisaties ingezet: de Wet werken naar vermogen (1 januari 2013), de
extramurale begeleiding vanuit de AWBZ naar de WMO (1 januari 2013 nieuwe instroom, 1 januari 2014
gehele doelgroep) en de Jeugdzorg (1 januari 2015). Daarbij is er een beleidsmatige samenhang voorde
doelgroep. Sommige personen of gezinnen hebben te maken met deze drie wetten, bijvoorbeeld waar het
werkloosheid, schuldhulpverlening, dagbesteding en jeugdzorg betreft. Individuen of gezinnen waar
meerdere problematieken tegelijkertijd spelen. Met deze decentralisatie is het mogelijk om deze mensen
beter te ondersteunen en te begeleiden zodat ze zo volwaardig mogelijk kunnen deelnemen aan de
samenleving dan wel aan het arbeidsproces. Door de decentralisaties worden de gemeenten in staat gesteld
dit meer integraal op te pakken waardoor burgers beter geholpen worden. De drie decentralisaties zijn
echter niet gelijktijdig waardoor uitvoering van de wetten het noodzakelijk maakt om enerzijds de samenhang
in ogenschouw te nemen maar anderzijds wel de wet goed uit te voeren. Of, met andere woorden, er kan
niet tot 2015 gewacht worden (wanneer de Jeugdzorg gedecentraliseerd is) om de Wet Werken naar
vermogen goed uit te voeren. Tegelijkertijd zal in de uitvoering de flexibiliteit gewaarborgd dienen te worden
om eventuele koppelingen uitte voeren. Deze startnotitie is een eerste onderdeel om daar vorm en inhoud
aan te geven.
De extramurale begeleiding wordt ondertussen opgepakt door gemeenten en de provincie Fryslan heeft met
de gemeenten een stuurgroep geformeerd om de Jeugdzorg op te pakken.
Het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet werken naar vermogen (Wwnv) is op 1 februari 2012 door de
staatssecretaris naar de Tweede Kamer gestuurd. De bedoeling is dat deze wet -na parlementaire
goedkeuring- perl januari 2013 van kracht is. De Wwnv wordt een brede voorziening met zoveel mogelijk
gelijke rechten, plichten en arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsvermogen die nu nog gebruik
maken van de verschillende wetten: Wet werk en bijstand (WWB), Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Daarbij komt er één budget voor
gemeenten voor de uitvoering van deze nieuwe wet.
Uitgangspunt van de Wwnv is dat iedereen naar vermogen werkt, bij voorkeur bij een reguliere werkgever.
Ondersteuning en begeleiding zijn beschikbaar voor degene die dat nodig heeft. Daarbij kan het nieuwe
instrument van loondispensatie worden ingezet voor mensen die nog niet volledig zelfstandig het wettelijk
minimum loon (WML) kunnen verdienen. Mensen met een arbeidsbeperking die een beroep gaan doen op
de Wwnv zullen in eerste instantie beoordeeld worden op hun mogelijkheden om (deels) te werken.
Loondispensatie houdt in dat iemand bij een reguliere werkgever werkzaam is en voor zijn 'loonwaarde'
betaald wordt, bijvoorbeeld 60% (WML). De gemeente vult dat aan naar bijstandsniveau (of 10% meer -
afhankelijk van de concrete formulering van de Wet-). Daardoor keert de gemeente minder uitkering uit en
heeft hierdoor een voordeel op het inkomensdeel (i-deel) van het budget. De ondersteuningskosten kunnen
uit het re-integratiebudget worden betaald. Het voordeel van het i-deel is tijdelijk en niet structureel, na
verloop van tijd vervalt het voordeel doordat het totale budget omlaag zal gaan. Als de gemeente deze
voordelen echter niet haalt, treedt er in ieder geval een negatief effect op zoals dat nu ook optreedt bij
gemeenten die minder dan gemiddeld uitstroom realiseren. De prikkels van het financiële model van het Rijk
zijn zo ingesteld, dat gemeenten gericht zijn op het zo snel mogelijk en zo veel mogelijk mensen uit de
uitkering te krijgen.