Na afronding van het onderzoek door de onderzoekscommissie worden haar bevindingen
voorgelegd aan de raad.
Artikel 13 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.
Artikel 14 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad
2012.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
De raad van de gemeente Boarnsterhim,
de griffier, de voorzitter,
A.G.M. Rutten T. Baas
1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikelsgewijze toelichting op de verordening op het onderzoeksrecht van de raad 2012
Algemeen Het onderzoeksrecht van de raad is geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f
van de Gemeentewet (zie bijlage). Deze verordening, die in nauwe samenhang met de
artikelen uit de Gemeentewet dient te worden gelezen, bevat nadere regels met betrekking
tot dit onderzoeksrecht. Het onderzoeksrecht is een exclusief recht van de raad dat
ingevolge artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet niet overdraagbaar is.
Artikel 1 Begripsbepalingen Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2 Instellen van het onderzoek Op voorstel van een of meer leden van de raad, bij
raadsbesluit, kan een onderzoek worden ingesteld naar het door het college of de
burgemeester gevoerde bestuur (artikel 155a Gemeentewet). Op een dergelijk voorstel is
het bepaalde omtrent het initiatiefvoorstel in artikel 36 Reglement van orde van
toepassing.
Indien de raad tot een onderzoek besloten heeft dient in de eerstvolgende raadsvergadering
besloten te worden omtrent het aantal leden dat in de onderzoekscommissie plaats zal
nemen en welke leden dat zijn (samenstelling). De Gemeentewet bepaalt hieromtrent in
artikel 155a, derde en vierde lid, dat de onderzoekscommissie uit ten minste drie
(raads)leden bestaat en dat de raad bij de samenstelling zorgdraagt voor een evenwichtige
vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Omdat het
denkbaar is dat hieromtrent nader overleg tussen raadsfracties nodig is, is dit
besluitmoment verschoven naar de eerstvolgende raadsvergadering na het besluit tot het
instellen van een onderzoek. Het derde lid voorziet in de benoeming van plaatsvervangende