Uit: Gemeentewet
Artikel 155a
o l.De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het
college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.
o 2.Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp
van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door
de raad worden gewijzigd.
o 3.Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie.
De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.
o 4.De artikelen 22. 82. derde lid, en 86, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de
onderzoekscommissie.
o 5.De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend
uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.
o 6.De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst
door het aftreden van de raad.
o 7.Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een
onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het
onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van
overeenkomstige toepassing.
o 8.Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met
betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze
waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.
Artikel 155b
o 1.Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters,
wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de door de raad of de
deelraad ingestelde rekenkamer, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, leden en
gewezen leden van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een
deelgemeente, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester
ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het
gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een
vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van
afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken
en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of
kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.
o 2.Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die
afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die
bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan
schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.
o 3.Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt,
zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 155a alle door de
onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.