9. Niet duidelijk is waarom slechts één bijboot toegestaan is. Dit is ook overbodig om te noemen in verband
met andere regelgeving.
Reactie
Het beleid van de gemeente is er in beginsel op gericht om, gelet op het ruimtelijk beeld, per wo
ning/woonschip één aanlegplaats voor een boot toe te staan. Het juridische instrument om dit te regelen is
het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt daarmee het ruimtelijk kader. De passage 'Per woonschip
is één bijboot toegestaan, mits de bevaarbaarheid van het water niet vermindert' zal derhalve uit de woon
schepenvisie worden verwijderd en in het op te stellen bestemmingsplan zal nader ingegaan worden op bij
boten. In de ligplaatsenverordening Boarnsterhim 2012 is opgenomen dat twee bijboten zijn toegestaan bij
een woonschip indien deze bijboten voor eigen gebruik zijn en gelegen bij het eigen woonschip. Deze lijn
wordt doorgetrokken voor de permanent bewoonde woonschepen.
Aanpassing visie
Passage 'Per woonschip is één bijboot toegestaan, mits de bevaarbaarheid van het water niet vermindert' zal
uit de woonschepenvisie worden verwijderd en krijgt een nadere uitwerking voor twee bijboten per woon
schip in het bestemmingsplan.
10. De grootte van de bijgebouwen wordt teruggevoerd in plaats van verruimd. De woonschipbewoners wor
den hiermee achtergesteld ten opzichte van walbewoners. Indiener geeft aan dat door het oppervlakte
van de bijgebouwen te beperken de gemeente het zicht op de woonboten wil verruimen.
Reactie
Het is correct dat het planologisch beleid van de gemeente ruimere afmetingen kent voor bijgebouwen bij
grondgebonden woningen. Dit komt voort uit het gegeven dat bij grondgebonden woningen de bijgebouwen
achter de woning gesitueerd moeten worden en niet aan de straatzijde. Bij woonschepen is het vrijwel overal
alleen mogelijk om aan de straatzijde te bouwen, wat voor grondgebonden woningen juist niet toegestaan is.
Bijgebouwen hebben vaak gesloten wanden, waardoor teveel bijgebouwen aan de straatzijde zorgen voor een
gesloten beeld. Dit is niet wenselijk met betrekking tot de leefbaarheid. In de visie zijn bijgebouwen toege
staan tot 18 m2 in en aan rand van de dorpskommen en 10 m2 in het open landschap. Omdat sommige woon
schepen, aan de rand van dorpskommen, een groot perceel grond aan de oever in gebruik hebben, moet het
op bepaalde plaatsen mogelijk zijn om hier tot 50 m2 bijgebouwen te plaatsen. Omdat het niet gewenst is dit
bij recht toe te staan wordt een ontheffing voor het vergroten van bijgebouwen tot 50 m2 opgenomen en
kan, indien inpasbaar, maatwerk geleverd worden. Vanwege de kwetsbaarheid van de open ruimte in het bui
tengebied wordt hier een ontheffing opgenomen tot 25 m2. Bij de beoordeling wordt onder andere gekeken
naar de ruimtelijke en landschappelijke inpasbaarheid, de kwetsbaarheid van het gebied, de gebruiksmoge
lijkheden van de aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid.
Aanpassing visie
Er wordt voor woonschepen in en aan de rand van de dorpskommen een ontheffing opgenomen om bijgebou
wen te realiseren tot 50 m2. Vanwege de kwetsbaarheid van de open ruimte in het buitengebied wordt hier
een ontheffing opgenomen tot 25 m2.
11Ook de binnenmaten van woonschepen worden afgestemd op het bouwbesluit. Daarom zijn de opgegeven
maten niet realistisch. Bouw- en goothoogte zijn altijd indicatief en afhankelijk van het gewicht van de
boot. Voorgesteld wordt om de goothoogte te laten vallen en een bouwhoogte van 4,5 meter toe te
staan.
Reactie
Indiener doelt hierbij op een woonschip in en aan de rand van de dorpskommen. In het bouwbesluit is niets
opgenomen inzake woonschepen. Om een woonschip te kunnen realiseren die voldoet aan de maatvoeringen
van deze tijd zijn volgen wij de beredenering van indiener. De goothoogte wordt verwijderd en er wordt een
bouwhoogte van maximaal 4,5 meter boven de waterlijn opgenomen.
Aanpassing visie
Inzake woonschepen in en aan de rand van dorpskommen wordt de goothoogte verwijderd en er wordt een
bouwhoogte van maximaal 4,5 meter boven de waterlijn opgenomen.
12. De begripsomschrijving van woonschip doet tekort aan het wezen van wonen op het water.
Reactienota inspraak
19/31