nieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
17. Er ontbreekt de garantie dat een ligplaatsvergunning kan worden overgeschreven indien het woonschip
niet voldoet aan artikel 6 lid 3 sub b, terwijl de maatvoering onder de huidige regelgeving is goedge
keurd. Indiener stelt voor een overgangsregeling op te nemen.
Reactie
Alle bestaande vergunningen blijven van kracht en zullen vallen onder het overgangsrecht. Hierin is opgeno
men dat afgegeven vergunningen op grond van de woonschepenverordening Boarnsterhim 1994 worden op het
tijdstip van inwerkintreding van de verordening geacht te zijn verleend op grond van deze verordening.
In de verordening is bepaald dat een ligplaatsvergunning persoons-, ligplaats- en woonschipgebonden is. Het
overdragen van een ligplaatsvergunning is geregeld in artikel 8. Bij het uitsluitend wijzigen van de tenaam
stelling geldt als uitgangspunt van de woonschepenverordening dat verder niet wordt getoetst, of het betref
fende woonschip aan overige eisen van de verordening voldoet. Het betreffende artikel is uit de verordening
gehaald. Op het moment dat er sprake is van het enkel overdragen van de ligplaatsvergunning met het daar
aan gekoppelde woonschip aan een rechtverkrijgende blijft de bestaande situatie van kracht en is deze over
draagbaar voor de locatie en het woonschip waar de ligplaatsvergunning in voorziet.
Tevens voorziet de verordening voor wat betreft de aanvraag voor het enkel wijzigen van de tenaamstelling
in een eenvoudiger procedure. Volstaan kan worden met een brief aan het college van burgemeester en wet
houders, met het verzoek de vergunning op naam van de koper/nieuwe eigenaar te stellen, met daarbij een
kopie van de koop/leveringsakte.
18. Artikel 14 (artikel 19 nieuw) behelst strafbepalingen. Op de verordening is de Awb van toepassing. De
strafbepalingen dienen daarom geen enkel doel en behoren niet thuis in deze verordening.
Reactie
Aan de strafbepaling ligt artikel 154 van de Gemeentewet ten grondslag. Dit artikel stelt dat de raad op
overtreding van zijn verordeningen en van die van organen waaraan ingevolge artikel 156 verordenende be
voegdheid is gedelegeerd, straf kan stellen maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste
drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke
uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te
leggen boete voor strafbare feiten in de tweede categorie bedraagt maximaal 3700,=.
19. Artikel 15 (artikel 20 nieuw) binnentreden is onrechtmatig. De van toepassing zijnde regeling 5:27 Awb
regelt het binnentreden. Een woning, dus ook een woonschip, mag niet zonder toestemming van de be
woner worden betreden op grond van artikel 12 Grondwet. Voor het binnentreden van woningen zonder
toestemming van de bewoner op grond van deze verordening gelden als uitvloeisel van artikel 12 Grond
wet extra waarborgen, te weten een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het bin
nentreden. Indiener dringt er met klem op aan dit artikel en te wijzigen conform de Awb.
Reactie
Artikel 149a van de Gemeentewet geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om bij verordening personen aan
te wijzen, die woningen mogen binnentreden zonder toestemming van de bewoner. Het moet dan gaan om
personen die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van de overtreding van bij verorde
ning gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming
van het leven of de gezondheid van personen. In de verordening is gebruikgemaakt van deze bevoegdheid.
Overige bepalingen (onder meer met betrekking tot legitimatie, verlenen van een machtiging tot binnentre
den e.d.) zijn vervat in de Algemene wet op het binnentreden. Hiervoor wordt volledigheidshalve een twee
de lid aan het artikel toegevoegd.
Aanpassing visie
Aan het artikel wordt een lid b opgenomen met de tekst "Het binnentreden geschiedt met inachtneming van
de daartoe bij of krachtens de wet gestelde regels".
Indieners 10, 11 en 12 (familie Wapstra, F. Bergsma en S. Kleefstra)
(omdat de inspraakreacties overeenkomen, voorden ze hieronder gezamenlijk behandeld)
Reactienota inspraak
21/31