6. Bouwregelgeving4
6.1 Waterkavel
Woningwet
De vraag of een woonschip een bouwwerk is in de zin van de Woningwet, komt regelmatig in
gerechtelijke procedures naar voren. In een aantal gevallen heeft de Raad van State hierover
uitspraken gedaan, waarbij teruggegrepen wordt op de definitie van 'bouwwerk' in de
bouwverordening.
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van
bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct hetzij indirect
steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Zodra er sprake is van een solide verankering, waarbij het drijvende object alleen verticaal kan
bewegen en het object 'bedoeld is om (blijvend) ter plaatse te functioneren, dan valt het object
volgens de Raad van State onder de bovenstaande definitie van bouwwerk5. De Hoge Raad heeft in
een recente uitspraak geoordeeld dat wanneer een woonark door middel van beugels is verbonden
met in de bodem verankerde meerpalen, dit niet tot gevolg heeft dat de woonark als onroerend
beschouwd dient te worden6.
Roerende of onroerende zaak?
Indien sprake is van 'op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond
verbonden' (zie definitie van 'bouwwerk') wordt het object ook meestal als een onroerende zaak
aangemerkt. Om te beoordelen of een woonschip wel of niet onder de werkingssfeer van de
Woningwet valt, wordt beoordeeld of het woonschip als onroerende zaak kan worden aangemerkt.
Met andere woorden: is het woonschip als onroerende zaak aan te merken, dan is het bepaalde in
de Woningwet van toepassing op het betreffende woonschip.
Zolang het woonschip aan draden of kabels vastligt of door middel van beugels is verbonden met in
de bodem verankerde meerpalen lijkt de verkeersopvatting te zijn dat er sprake is van een drijvend
object te water waarop het bepaalde in de Woningwet niet van toepassing is.
Omgevingsvergunning en Bouwbesluit
Indien er sprake is van een bouwwerk in de zin van de Woningwet, is er voor bouwen (waarbij
verbouwen ook als bouwen wordt gezien) volgens de WABO omgevingsvergunning nodig. Bovendien
zijn voor het (ver)bouwen van een woonschip de bepalingen uit het Bouwbesluit en de
bouwverordening van toepassing. Op het moment dat een woonschip niet aangemerkt wordt als een
bouwwerk in de zin van de Woningwet hoeft voor het (ver)bouwen van een woonschip dan ook geen
omgevingsvergunning te worden verkregen en zijn de bepalingen uit het Bouwbesluit en de
bouwverordening niet van toepassing.
Het bouwbesluit bevat veel belangrijke voorschriften uit het oogpunt van veiligheid (zoals sterkte
van de bouwconstructie en vluchtroutes in geval van brand), voorschriften uit het oogpunt van
gezondheid (zoals bescherming tegen geluid van buiten, wering van vocht, daglicht en ventilatie) en
voorschriften uit het oogpunt van bruikbaarheid (zoals van badruimte en verblijfsruimte).
Omdat het college, indien er geen sprake is van een bouwwerk in de zin van de Woningwet, niet
kortheidshalve het gehele bouwbesluit van toepassing kan verklaren op het (ver)bouwen van
woonschepen, worden in de verordening permanente woonschepen 2012 bepalingen opgenomen
voor het bouwen, verbouwen en vervangen van woonschepen overeenkomstig het bouwbesluit. Ook
de ligplaatsvergunning kan op dit gebied (aanvullende) voorschriften stellen.
Visie permanent bewoonde woonschepen 2012
4 Drijvende woningen en de bouwregelgeving, VROM-Inspectie, april 2009.
5 Uitspraak van de Raad van State, 5 december 2007, No. 200703137/1, LJN: BB9443
6 Uitspraak van de Hoge Raad, 15 januari 2010, No. 07/13305, LJN BK9136
10