4. Omgevingsaspecten
Ruimtelijke onderbouwing wijziging gebruik kaatsvelden te Akki urn
In de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rot
spelen. Het uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen
zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.1 Milieuaspecten
4.1.1 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient te worden aangetoond dat de bodem geschikt
is voor het beoogde gebruik. Het betreft hier enkel de wijziging van gebruik. Deze wijziging van
gebruik roert de bodem niet. Verkennend bodemonderzoek is niet nodig.
4.1.2 Inrichting
Het betreft hier een sportveld met faciliteiten en moet derhalve als een inrichting worden gezien.
Het "sportcomplex" is niet vergunningsplichtig in de zin van de Wabo, maar valt onder het
Activiteitenbesluit. Het is een zogenaamde type-A inrichting welke niet meldingsplichtig is.
4.1.3 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder
veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen, een
geluidszone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze
geluidszones, moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling
voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde.
Het kaatsveld is niet aangewezen als geluidsgevoelig object die 'in belangrijke mate geluidhinder
veroorzaakt'. Vanuit de Wgh gelden er derhalve geen belemmeringen.
Op basis van de handreiking bedrijven en milieuzonering (RO), valt veldsportcomplexen (sbi 926) in
cat 3.1. De grootste afstand in meters betreft het aspect geluid, namelijk 50 meter. Er liggen
weliswaar woningen binnen een zone van 50 meter maar aangezien het hier algemeen aanvaard
bestaand gebruik betreft wat zich niet jaarrond afspeelt kan geconcludeerd worden dat geluid geen
probleem is.
4.1.4 Lucht
Het Besluit Luchtkwaliteit (BLK) stelt dat de gemeente bij de uitoefening van bevoegdheden die
gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, grenswaarden in acht neemt voor verontreinigde
stoffen. Het BLK richt zich met name op fijnstof en stikstofdioxide N02. Bij andere stoffen wordt
ervan uitgegaan dat de bijbehorende normen nationaal niet worden overschreden.
Aangezien de uitgangspositie in de provincie wat betreft luchtkwaliteit zodanig positief is en gezien
het legaliserende karakter van deze aanvraag, worden geen belemmeringen in het kader van de
luchtkwaliteit verwacht.
4.1.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het
gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds
een aantal jaren is er wetgeving over "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge
risico's bloot te stellen. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor
en het water geldt de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Op grond van
deze circulaire geldt een grenswaarde ten opzichte van het plaatsgebonden risico (PR) en een
oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR).
7