Bij brief van 22 mei 2013 is bezwaarmaker naméns burgemeester en wethouders verzocht om aan te geven of hij prijs stelt op formele behandeling van zijn bezwaar, aangezien dit bij formele behandeling waarschijnlijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Op deze brief heeft bezwaarmaker niet gereageerd. Ook is het niet gelukt om telefonisch contact te krijgen met bezwaarmaker. Vervolgens hebben burgemeester en wethouders het bezwaarschrift op 19 juni 2013 voor advies voorgelegd aan de Commissie. Inhoud bezwaar Het bezwaar richt zich tegen een verordening over de hoogte van de woonarken, met een toelaatbare hoogte van drie metst Bezwaarmaker maakt daartegen bezwaar, omdat in de omgeving van 'zijn woonark huizen en bomen staan die veel hoger zijn, bijvoorbeeld tien meter hoog. Ontvankelijkheid Allereerst ziet de Commissie zich voor de vraag gesteld tegen welke verordening het bezwaar zich richt. Uit de correspondentie die met bezwaarmaker is gevoerd, leidt de Commissie af dat sprake is van twee verordeningen die recent zijn vastgesteld door de Raad: de Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012 en de Precarioverordening permanent bewoonde woonschepen en woonarken 2012. In artikel 10 van de Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012 zijn de maximale maten voor woonarken en bijgebouwen opgenomen. Over de hoogte is daarin, voor zover van belang, het volgende bepaald: 1. De maximum afmetingen van een woonark in en aan de rand van de dorpskommen zijn: a. en b. c. Bouwhoogte: 4,5 meter boven de waterlijn 2. De maximum afmetingen voor een bijgebouw in en aan de rand van de dorpskommen zijn: a. en b b. Bouwhoogte: 3 meter 3. 4. De maximum afmetingen van een woonark in het open landschap zijn: a. t/m c. d. Bouwhoogte: 3 meter boven de waterlijn 5. De maximum afmetingen voor een bijgebouw in het open landschap zijn: a. b. Bouwhoogte: 3 meter De Commissie constateert dat in de Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012 maximale maten aangaande de. hoogte van woonschepen zijn opgenomen en gaat er daarom van uit dat het bezwaar zich richt tegen de Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012. Alvorens kan worden overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar dient vast te staan dat sprake is van een ontvankelijk bezwaarschrift Dienaangaande overweegt de Commissie dat artikel 7:1, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar dient te maken. Advies Cnossen juli 20X3

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2013 | | pagina 54