Van den Bosch partners
Belastingadviseurs voor overheden
indeling in een deel van de provincie Fryslan. Daarin zijn die gebieden immers expliciet benoemd
en inzichtelijk gemaakt.
Op dit punt verschillen de belastingverordeningen die de gemeenteraad van Boarnsterhim vaststelt
(betrekking hebbend op slechts Boarnsterhimse deel van het gebied van de nieuwe gemeenten)
dus van de belastingverordeningen die gemeenteraden van de nieuwe gemeenten in januari 2014
vaststellen (betrekking hebbend op het gehele gebied van de nieuwe gemeenten).
Omdat wij niet beschikken over de belastingverordeningen die worden genoemd in het
raadsvoorstel, kunnen wij niet beoordelen of aan de hiervoor genoemde randvoorwaarde is
voldaan. Uiteraard kunt u deze belastingverordeningen altijd nog ter toetsing of ter advisering
over de formuleringen aan ons voorleggen.
2.3 OZB-verordening Friese meren
In het raadsvoorstel wordt bij de vast te stellen verordeningen ook genoemd de Verordening op de
heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014 van de gemeente Friese Meren.
Er is echter geen reden dat de gemeenteraad van Boarnsterhim deze verordening vaststelt (voor
het deel van haar grondgebied). Ter zake van de OZB bevat artikel 32, eerste lid, Wet Arhi
namelijk een specifieke regeling. De OZB-verordeningen behouden niet hun rechtskracht en de
gemeenteraad van de nieuwe gemeente Friese Meren kan niet één van die verordeningen geldend
verklaren. Wettelijk is bepaald dat de OZB-verordeningen van de 'oude' gemeenten ophouden te
gelden met ingang van 1 januari 2014.2
Op grond artikel 32, tweede lid, Wet Arhi dient binnen drie maanden na 1 januari 2014 de
gemeenteraad van de nieuwe gemeente Friese Meren te besluiten tot vaststelling van een OZB-
verordening 2014 die gaat gelden voor de gehele gemeente.
Het is dus zinloos dat de gemeente Boarnsterhim een OZB-verordening vaststelt voor de Friese
Meren omdat deze toch zijn rechtskracht verliest per 1 januari 2014.
Wij adviseren dan ook dat de gemeenteraad van Boarnsterhim geen OZB-verordening 2014 voor
de Friese meren vaststelt en dit eveneens schrapt uit het raadsvoorstel.
2.4 Overig
Wij wijzen verder nog op de volgende aspecten in het raadsvoorstel:
het is ons niet duidelijk waarom geen besluiten worden genomen met betrekking tot het
grondgebied dat aan de gemeente Südwest-Fryslan wordt toegevoegd. Zie bijvoorbeeld
onderdeel 4.2.2.1 van ons advies van 13 februari 2013;
in het raadsvoorstel wordt op diverse plaatsen gewezen op lacunes en risico's
(bijvoorbeeld in de eerste alinea's van de Inleiding). Wij menen dat het niet verstandig is
deze lacunes en risico's al te sterk te benadrukken, omdat dit de kwetsbaarheid van de
besluiten kan vergroten;
in de tweede alinea van de Inleiding staat dat maar één tarief voor een belastingsoort per
gemeente mag worden vastgesteld. Dat is niet juist althans te ongenuanceerd. Zie
onderdeel 4.2.1 van ons advies van 13 februari 2013. Wij adviseren deze zin te schrappen;
in het raadsvoorstel wordt gesproken van het 'pro forma' vaststellen van de
belastingverordeningen. Dat wekt een onjuiste indruk. De belastingverordeningen worden
'normaal'vastgesteld als bedoeld in artikel 216 Gemeentewet.
2 Met dien verstande dat de OZB-verordening van toepassing blijft op voor die datum aangevangen
belastingjaren.
3