8 b. artikel 36, eerste lid, onder a. der Dienstplichtwet, of artikel 5, onder 3o. sub a. det Wet voor de Koninklijke marinereserve 1924 (Staatsblad no. 369), indien het niet tijdig bereiken van den vereischten graad van geoefendheid het gevolg is van ziekte; c. artikel 36, eerste lid onder c. der Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder b, der Wet voor het reservepersoneel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 3o, sub c, det Wet voor de Koninklijke marinereserve 1924 (Staatsblad no. 369), voor zoo ver betreft den tijd, doorgebracht tot het ondergaan van het daar be doelde onderzoek, indien dat onder zoek geen krijgstuchtelijke straf of veroordeelend vonnis tengevolge heeft d. artikel 36, eerste lid onder e en f, der Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder c en d, achtste en negende lid, der Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 3o, sub e en f, der Wet voor de Koninklijke marine reserve 1924 (Staatsblad no. 369) e. artikel 36, tweede lid, der Dienstplichtwet, artikel 5, zevende lid der Wet voor het reserveperso neel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 4e, der Wet van de Koninklijke marinereserve 1924 (Staatsblad no. 369) mits de oproeping in werke- lijken dienst niet plaats heeft voor het ondergaan van straf en het be- wordt opgelegd hun rijwiel of (en) roeischouw ten behoeve van den politiedienst te gebruiken, ontvangen daarvoor een jaarlijksche vergoeding van respectievelijk f 25.en f 20. Art. 9. De uitbetaling der jaarwedde -e» -kindertoeslag geschiedt in maande- lijksche termijnen, terwijl de uitbe taling der vergoedingen voor rijwiel en roeischouw geschiedt per half jaar. Art. 10. Wegens zeer bijzondere omstan digheden, waaronder langdurige trouwe dienst, kan bij besluit van den raad aan een veldwachter een gratificatie worden toegekend. Art. 11. 1De veldwachter, die ter oorzake van de uitoefening van zijn dienst, behoudens bij eerste aanstelling, ver huizen moet, ontvangt een door bur gemeester en wethouders te bepalen vergoeding, wegens ter zake gemaakte kosten. 2. Deze vergoeding wordt beperkt tot hetgeen werkelijk, met inacht neming van redelijke zuinigheid, moest worden uitgegeven. Art. 12. Bij verhooging van bezoldiging, benevens bij de uitbetaling der be zoldiging, worden den veldwachter geen kosten in rekening gebracht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1935 | | pagina 29