Gedeputeerde Staten vragen «s Raads oordeel over
1.dii? plan van indeeling;
2,eventueele deelneming van deze gemeente.
Gezien de ligging van deze gemeente geeft de indeeling van Idaar-
deradeel bij het district Sneek ons tot geen opmerkingen aanleiding.
Wij stellen U voor Ged.Staten aldus te berichten.
Met betrekking tot de deelneming aan de aanstelling van school
artsen,is ons college unaniem van meening dat in het belang van de
volksgezondheid behoort te worden medegewerkt aan een eventueel in
het leven te roepen regeling.
Gegevens omtrent de kosten welke uit een zoodanige regeling voor
deze gemeente zullen voortvloeien zijn niet bekend,terwijl ook een
schatting daarvan niet mogelijk iseGedeputeerde Staten wenschen in
dezen blijkbaar een principieele uitspraak van Uwe vergadering.
Op grond van vorenstaande stellen wij U voor in principe te be
sluiten dat de gemeente Idaarderadeel tot deelneming aan bedoelde
regeling bereid is.
Punt XIII.
Op grond van art,64 der Bouwverordening is door E.J.Tasma te Grouw
een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van ons college
dd.8 Augustus 1935 waarbij een door hem aangevraagde vergunning tot
w het bouwen van een schiphuizencomplex in de Pikmeer is geweigerd.
^Tot het nemen van dit besluit hebben de volgende overwegingen ge-
dat in de vergadering van dit college dö.7 Juni 1934 in overleg
met het domeinbeheer is besloten de bouw van schiphuizen toe te
'staan voorlangs de stortingsplaats van de gemeente-reiniging,met
bepaling,dat de voorzijde van de te bouwen schiphuizen een front zou-
"den vormen naar de zijde van het Pikmeer;
dat daarna door den gemeente-architect met den opzichter van
de domeinen de frontlijn der te bouwen schiphuizen is aangegeven?
betrekking tot in het vorig jaar bij deze vergadering
ingekomen aanvragen om bouwvergunningen van schiphuizen ter plaatse,
aanvankelijk zoowel bij de Provinciale Adviescommissie tot wering
'van inbreuk op de schoonheid van stad en land als bij ons college
"in verband met de welstand bezwaren rezen tegen diebouw,doch dat
"ter bevordering van de bouw van schiphuizen te Grouw,waaraan groote
w "behoefte bestond,werd besloten tot het verleenen van de gevraagde
"vergunningen tot welke besluiten in hoofdzaak de overweging heeft
"geleid om de genoemde stortingsplaats van vuil en sCval aan de Zuid-
"westzijde van het Pikmeer aan het gezicht vanaf dat meer te onttrek-
"ken;
dat door de bouw van het schiphuizencomplex,zooals dat op de bij
gevoegde teekening is aangegeven,aan de welstand van de omgeving
1 van de Zuidwesthoek van het Pikmeer in ernstige mate afbreuk wordt
"gedaan in verband met het uitzicht vanaf dit meer,de Wandelweg ten
Zuiden daarvan en de uitbreiding van het dorp Grouw(Oosterveld)
dat,indien aan de bouw van schiphuizen ter plaatse thans behoefte
"is,deze zouden kunnen worden geplaatst in het verlengde van de be
staande schiphuizenrijovereenkomstig het hierboven genoemde besluit
"van ons college dd.7 Juni 1934;"
Het ingediende bezwaarschrifthetwelk in afschrift hierbij gaat
(bijl.2)vermeldt een drietal punten op grond waarvan belanghebbende
Uwen Raad verzoekt de door ons genomen beslissing tot weigering der
vergunning te herzien.
Met betrekking tot het eerste punt rijst allereerst de vraag,
waarom adressant tegen de weigering der vergunning in beroep gaat
terwijl hij een dergelijke vergunning niet noodig acht op grond van
de Woningwet,
Met de bestrijding van de wettelijke grondslag van een dergelijke
vergunning kunnen wij ons niet vere enigen.Een besluit tot vergunning
tot het bouwen van een gebouw vindt zijn grond in art,6,le lid onder
a der Woningwet luidende
r Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en
"Wethouders een woning of ander gebouw te bouwen enz,".