no.497,bewoner Mej.Geertje Lebbing
498,
499,
500,
507,
508,
509,
526,
530,
Melis Busman
P.van der Eelde
Mej.Ieke Bijlsma
P.vd.Heide
Wed.B.Kleinhuis
Jan Spoelstra
Mej.Hilbje Bergstra
J.IJ.de Jong
WAEGA
no.178,bewoner Hendrik Elzinga
192,
213,
223,
230,
329,
341
344,
349,
351
Wed.P.Terpstra geb.Sytema
Me j.F.Piekema
onbewoond i'voorheen LB o 11 j e s
Rein Jonker
Abraham Hiemstra
WediS.Hauta
J.Toering
Anne J.Terpstra
Jozef Hoekstra.
Met verwijzing naar de bij de raadsstukken gevoegde rap
port en, waarin van elk der bovengenoemde woningen eene uitvoe
rige omschrijving is opgenomen,stellen wij U voor tot onbe
woonbaarverklaring dezer woningen te besluiten met last tot
ontruiming tinnen zes maanden,te rekenen vanaf den dag waar-
w op de tijd tot voorziening is verstreken of het besluit tot
onbewoonbaar-verklaring in beroep is gehandhaafd.
Runt XI. Naar aanleiding van de door Ged. Staten kenbaar gemaakte
bezwaren tegen de redactie van artikel 10,7e lid der verorde
ning op het beheer van het grondbedrijf werd,overeenkomstig
ons praeadViesin Uwe vergadering van 13 Nov.1939 besloten,
door instelling van een beroepsinstantie aan deze bezwaren
tegemoet te komen.
In antwoord op het ter goedkeuring ingezonden besluit
betichten Ged.Staten,dat zij hunne bezwaren(zie Punt XIV van
bovenbedoeld praeadvies) tegen vaststelling van de waarde
der bedrijfseigendommen op een hooger dan het door de drie
deskundigen geschatte bedrag,moeten handhaven en daarom
hunne goedkeuring aan het aangeboden besluit niet kunnen
verleenen in verband waarmede zij gaarne nog uitdrukkelijk
zullen vernemen,of de gemeenteraad alsnog bereid is artikel
10^7e lid als volgt te redigeeren:
'7. De gemeenteraad stelt de waarde der eigendommen vast.
"Deze overtreft niet het door de in het derde lid 'bedoelde
"deskundigen geschatte bedrag.
Hoewel wij onze bezwaren tegen den invloed welke door deze
bepaling aan derden op het gemeentebudget wordt toegekend,
ten volle handhaven^meenen wij toch,dat*waar de benoeming
der deskundigen aan den Raad behoort,hei geschil niet be
langrijk genoeg is om daarover eene beslissing in hoogste
insxantie uit te lokken,waarom wij U voorstellen aan den
wensch van Ged.Staten te voldoen en artikel 10,7e lid der
verordening te doen luiden als boven werd aangegeven.
XII. De Minister van Binnenlandsche Zaken acht het voor de
veiligstelling onzer neutraliteit gewenscht,dat in de alge-
meene politieverordeningen der gemeenten eene bepaling wordt
opgenomen,volgens welke het verboden is,door middel van
radiotoestellen of andere instrumenten muziek of de mensche-
lijke stem hoorbaar te maken op zoodanige wijze,dat zulks
op den openbaren weg hoorbaar of voor anderen hinderlijk is.
Teneinde aan den wensch van den Minister te voldoen,stel
len wij U voor artikel 41 der Algemeene Politieverordening
dezer gemeente te wijzigen en te doen luiden als volgt:
Art.41