Nu de rechtspositie van het gemeentepersoneel in grote lijnen op die van het rijkspersoneel is afgestemd, stellen burgemeester en wethouders voor, de suggestie van de Minister over te nemen en de bij de stukken gevoegde ontwerp-regeling vast te stellen. Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten. 4Voorstel tot vaststelling van een verordening tot regeling van een uitkering' over het tweede" kwartaal" 1950 aan het gemeente per s onë e 17" In verband met de gestegen kosten van levensonderhoud is bij raadsbesluit van 30 Januari j.l. in afwachting van een meer defi nitieve herziening der salarissen op het voetspoor van hetgeen ten aanzien van het rijkspersoneel is bepaald, aan het gemeente- personeel over het eerste kwartaal 1950 bij wijze van, voorschot een uitkering ineens verstrekt overeenkomende met 15» van de maan delijkse wedde of het maandelijkse loon voor belanghebbenden ouder dan 23 jaren, 10% voor belanghebbenden in de leeftijd van 22 ja ren en 5voca: belanghebbenden in de leeftijd van 21 jaren. Nu de definitieve regeling zeker nog tot 1 Juli a.s. op zich zal laten wachten,ligt het blijkens mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken in de bedoeling ten behoeve van het rijks personeel een koninklijk besluit uit te lokken, waarin de regeling voor het eerste kwartaal met inachtneming van de nodige wijzi gingen van overeenkomstige toepassing zal worden verklaard voor het tweede kwartaal. Genoemde bewindsman geeft in overweging ten aanzien van het gemeentepersoneel eenzelfde gedragslijn te volgen. Nu de bij het centraal overleg betrokken personeelsorganisa ties en de Nederlandse Bond van Gemeenteambtenaren zich met een voorziening, als bovenbedoeld accoord hebben verklaard en burge meester en wethouders van oordeel zijn, dat de totstandkoming van een regeling in bovengeschetste zin gewenst is, wordt voor gesteld te besluiten tot vaststelling van een verordening waar van het concept bij de raadsstukken is gevoegd. De heer van der Hem vraagt, of er in plaats van deze omslach tige regeling niet een eenvoudige vorm kan worden gevonden, waar door het aantal ambtenaren wellicht kan worden ingeperkt. Nadat de Voorzitter heeft geantwoord, dat deze gang van zaken is toe te schrijven aan de gecentraliseerde bestuursvorm en te kennen heeft gegeven, dat enige decentralisatie op dit punt ge wenst zou zijn, wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 5. Voorstel tot opheffing van gemeenschappelijke regelingen inzake de toelating' van^eerllngen op "de scholen voor openbaar Tager onderwijs. Bij de wet van 25 Juni 1948(Stbl. no.I 254) is onder titel Va in de lageronderwijswet 1920 een regeling opgenomen betreffende de verrekening van de kosten van het onderwijs met andere gemeen ten. Deze wijziging beoogt een belangrijke vereenvoudiging van de verrekening van de kosten van het bijzonder lager onderwijs, voor welke verrekening tot nog toe een vrij omslachtige regeling in de wet was opgenomen. Moest voorheen een afzonderlijke be rekening worden gemaakt van het aandeel der "buitengemeente" in de stichtings- en verbouwingskosten, de exploitatiekosten, de vergoeding over de geschatte waarde van voor 1 Januari 1921 be staande bijzondere scholen e.d., thans worden de gemiddelde netto- kosten per leerling telkens voor 3 jaren door Gedeputeerde Staten vastgesteld. De nieuwe regeling is tovens van toepassing op het openbaar lager onderwijs, waarvoor de wet vroeger geen voorschriften be- vatte. In verband hiermede zijn voorheen met enkele naburige ge meenten op grond van art. 19 der wet gemeenschappelijke regelingen gesloten welke in die leemte voorzagen. --Door-- tas

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1950 | | pagina 15