Zo hooft de benoeming van do gemeentetimmerman niet bij raadsbesluit
plaats gevonden. Hoewel in dc desbetreffende verordening niet uitdrukke
lijk is voorgeschreven, dat de aanstelling door de Raad moet geschieden, is
dit volgons Spr. toch zeker de bedoeling. Verder uit Spr. zijn ontevreden
heid over hot feit, dat de andere sollicitanten geen bericht over de be
noeming hebben ontvangen.
Bij de procedure inzake onteigening van een perceel van Dr.van Droogc
te Warga, zou volgens Spr. een fout zijn gemaakt. Deze zaak hooft veel on
nodige drukte veroorzaakt en geen goed gedaan aan het prestige van Burge
meester on Wethouders.
Ook over de onteigening van een perceel van de heer Weijer te Warga
toont Spr. zich verre van tevreden en spreekt over broodroof. Het resul
taat van deze onteigening zal zijn, dat er een boerderij minder in de ge
meente is en dat de landbouwbelangen, mede door verhuur van het land aan
een veehandelaar buiten de gemeente, niet zijn gediend.
De heer Weijer zal gedwongen zijn, op zijn 56e jaar als boerenarbeider
te gaan werken.
Spr. leefde in de veronderstelling, dat inzake de schadeloosstelling
overeenstemming was bereikt, zulks in verband met een mededeling van de
Voorzitter in een vorige vergadering. Uit een gesprek met de heer Weijer
is Spr. echter gebleken, dat er to dien aanzien nog geen overeenstemming
zou zijn, waarom hij opheldering vraagt.
Voorts geeft Spr. zijn afkeuring te kennen over een indertijd met be
langhebbenden belegde vergadering inzake de jachthavenplannen. In plaats
van dc mening te polsen van ervaren zakenlieden werd alleen een door Bur
gemeester cn Wethouders opgemaakt plan in besproking gebracht. In dit ver
band verwijt Spr. het college dat het door eigengereidheid en onderdruk
king van het particuliere initiatief de bouw van een jachthaven onmogelijk
maakt. Spr. waarschuwt voor de nadelige financiële gevolgen, welke uit
deze houding voortvloeien, mede omdat andere gemeenten haar plannen ter
zake uitvoeren.
Het begrotingstekort vindt Spr. niet erg, wel echter, dat er werken
worden uitgevoerd, die de financiële draagkracht van de gemeente te boven
gaan en dat Burgemeester en Wethouders de landbouw- en watersportbelangen
in hun ontwikkeling remmen.
Wat de afdamming van de Me ene wei betreft, worden de gemeentenaren
de dupe van grondeigenaren buiten de gemeente.
Het is volgens Spr. geen wonder, dat de kerkvoogdijen geen vertrouwen
hebben in het financieel beleid van de gemeente en niet op korte termijn
een vermindering van de bijdragen voor de armvoogdij verwachten. In de
herbenoeming van de burgerlijke armbesturen ziet Spr. een poging om op
een onwaardige manier de bestaande toestand te handhaven.
Burgemeester en Wethouders hebben hum onmacht gedemonstreerd, om de
huishouding der gemeente op waardige en eerbare wijze te besturen.
Spr. is voorts van mening, dat het de gemeente ten goede zal komen,
indien het College zich wat moer losmaakt uit de eigen gedachtensfeer cn
zijn geest verrijkt met wat bij andoren leeft, hetgeen evenwel niet wil
zeggen, dat men alles maar moet aannemen van anderen, maar wel, dat men
door begrip voor eikaars standpunt gemakkelijker tot opbouwend werk kan
komen.
Spr. zegt aan het slot van zijn betoog, dat hij niet dc illusie heeft,
dat zijn woorden veel invloed zullen hebben op dc handelwijze van Burge
meester en Wethouders, maar hij hoopt, dat de verslaggevers het gesprokene
zullen weergeven, zodat de gemeentenaren die er recht op hebben, te vreten,
wat hier gebeurt, kunnen oordelen.
De heer Sijtema, vooropstellend, dat het niet in zijn bedoeling ligt,
een uitvoerige beschouwing te houden, schetst de onderlinge verhoudingen
in de raad en zegt, dat er met waardering voor elkanders standpunt in het
afgelopen jaar veel arbeid is verricht. Hot dagelijks bestuur der gemeente
heeft vele moeilijke vraagptukknn omgezet in geformuleerde agenda-punten,
welke ter beslissing aan de raad zijn voorgelegd. Het spreekt vanzelf, dat
de genomen besluiten niet iedere gemeentenaar tevreden konden stellen.
Spr. uit zijn waardering over de gehouden excursie langs de in uit
voering zijnde werken en acht herhaling gewonst.
—Na—