--5-- Wethouder de Jong zegt naar aanleiding van het betoog van de heer van der Mark, dat het wel verschil maakt, op welke wijze men de zaak uit handen geeft. Bij een beslissing als deze gaat het om de vraag: is de gemeente er mee gediend en is de regeling in het belang van de bevolking. Sr wordt hier in volle vrijheid gehandeld, zonder invloed of pressie van welke instantie of partij ook. De tegenstollingen in de raad zijn scherp, maar komen niet steeds op de juiste wijze naar voren. Spreker hekelt de opmerking van de heer van der Mark, dat in de raad van zekere zijde het groot-kapitaal wordt gediend. De heer van der Mark ontkent, dat hij over groot-kapitaal heeft gesproken. Hij veronderstelt, dat de heer de Jong bedoelt te zeggen, dat de Partij van de Arbeid de gemeentebelangen dient en dat hij, spreker, het partijbelang dient. Ook heeft hij geen corruptie ver ondersteld, zoals hem wordt verweten. Hij heeft alleen gezegd, dat men aan mogelijke corruptie kan denken. Verder is spreker door het woord van de Voorzitter er nog niet van overtuigd, dat een keuringsveearts-vol-ambtenaar meer belang stelling voor zijn taak hoeft dan een practiserende veearts. Daarom hoeft men nog niet onnozel te wezen. De heer de Jong herinnert de Heer van der Mark aan een te Warga gehouden vergadering over de Meaneweikwestie, waarin hij van de heer van der Mark te horen kreeg, dat hij-spreker-vergeten is, uit welk nest hij was gekropen en dat hij nu het groot-kapitaal dient, uitdrukkingen, welke voor spreker uitermate beledigend zijn. De heer van der Mark zegt, dat hij het zo niet gezegd heeft. Spreker kan nog wel precies nagaan, hoe hij het gezegd heeft. Een volgende keer wil hij in een vergadering wel nader mededelen, wat hij gezegd heeft. De Voorzitter acht het niet juist om bij dit punt hierover ver der te spreken. Wethouder Zwart frappeert het niet, dat de heer van der Mark zo kort van geheugen is, maar hij wil toch verklaren, dat deze de gewraakte woorden in de bewuste vergadering te V/arga inderdaad heeft gesproken. De hoer van der Mark kan met zijn betoog alle kanten uit. Eerst heeft hij het over corruptie, later ontkent hij dit. Spreker acht de nieuwe regeling van groot belang en de verhouding tussen de boor en de keuringsdienst is van ondergeschikt belang. Hij is van oordeel, dat de volkgezondheid voorop moet staan. De heer van der Hem heeft in dit opzicht een schitterend pleidooi voor de nieuwe regeling gehouden. De Voorzitter zegt, dat de heer van der Mark nog blij mag zijn, dat hij zijn opmerking over corruptie zo soepel gecritiseerd heeft en ze alleen maar als een onnozele opmerking heeft gekwalificeerd. Op do vraag van de heer van der Hem over de noodslachtingen, antwoordt de Voorzitter, dat noodslachtingen eerst door een hulp keurmeester worden gekeurd. Afkeuring geschiedt steeds door de Keuringsveearts. Indien het beschikbare personeel dit werk niet af kan, zullen tijdelijke hulpkrachten worden aangesteld. De heer Sijtema is in principe vóór centralisatie, maar zou ten aanzien van de nieuwe dienst gaarne enige cijfers horen aan gaande de exploitatie. De heer Miedema juicht het voorstel toe. De moeilijkheid, die ontstaan zou bij vestiging van een veearts te Warga, is straks niet meer in het geding. De heer Wartena heeft gehoord, dat de nieuwe dienst jaarlijks voor de gemeente een voordeel van f.1000.- zal opleveren. Hij vraagt, of dit juist is. De Voorzitter zegt, dat de schatting van het voordeel ligt tus sen f.1000.- en f.2000.-, maar merkt tevens op, dat dit punt niet op de voorgrond staat. De heer van der Mark wenst tenslotte, dat alles precies in de pers wordt weergegeven, in het bijzonder, dat hij alleen bezwaar heeft tegen de argumentatie en niet tegen het voorstel zelf. --Het--

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1951 | | pagina 17