-5-
niet in, dat het nodig is de bureaux, die zich met dit werk belasten, te
splitsen naar verschillende richtingen, Wij betreuren dat op dit terrein
een splitsing is gekomen, die niet noodzakelijk is en waardoor de bureaux
kleiner worden en minder kans hebben goede krachten te kunnen aantrekken.
De heer Dantuma zegt, dat onder de wetenschappelijke mensen ook mensen
zijn, die het atheïsme aanhangen. Wij kunnen onderscheiden in atheïsten en
mensen, die belijden en in alles uitgaan van God en zijn Woord. Wij moeten in
deze zaak steun geven aan de geestelijke waar^-oh/de mens. Spreker gelooft
niet, dat een deskundige, die atheïst is, hem-spreker- goed zou kunnen be
oordelen.
"Voorzitter geeft de voorkeur aan een zuiver wetenschappelijk bureau-
Een sth^stische deskundige zal ook rekening houden met de geestelijke
inslag van de te testen personen, zodat het zeer goed mogelijk is, dat zo'n
deskundige iemand van godsdienstige richting testt Wanneer wij ons niet aan
het objectieve wetenschappelijke houden, gaan wij de kant uit van Hitkr-
Duitsland.
De heer van der Mark deelt het standpunt van Burgemeester en Wethouders.
De heer Sijtema merkt op, dat de wetenschap niet altijd objectief is.
Zoals hij reeds eerder opmerkte, vindt hij het nietfmeer dan democratisch
dat verschillende richtingen op dit terrein werkzaam kunnen zijn.
De heer van der Hem geeft de voorkeur aan één bureau met medewerkers van
verschillende richtingen.
Wethouder de Jong vindt het betoog van de Voorzitter met betrekking i'S-t
de testen van godsdienstige personen zeer duidelijk. De tester is een weten
schappelijk persoon, die natuurlijk rekening zal houden met de geestelijke
inslag. Het is grote onzin om op dit terrein meerdere instituten te scheppen.
De heer Miedema merkt op, dat de heer Dantuma in zijn betoog heeft ge
zegd, dat hij veel heeft geleerd van een deskundige, die vrijzinnig —as en
over wiens werk hij vol lof was. Hij logenstraft nu zijn eigen betoog.
De heer Dantuma zegt, dat hij niet neutraal is, maar dat Burgemeester
en Wethouders ook niet neutraal zijn, want zij ontkennen het bestaansrecht
van de Christelijke Stichting. Het uitgangspunt van Spreker is, dat men zich
heeft in te stellen op het Woord van God en de belijdenis, wat ook bij de keuze
van het onderwijs richtsnoer behoort te zijn. De Christelijke stichting heeft
alle reden van bestaan.
De Voorzitter s "Voorzover U spreekt over de keuze van het onderwijs kan
ik U volgen, maar het gaat hier om iets anders. Wij hebben hier te beoordelen
of deze mensen deskundig zijn en wij vragen niet of iemand geschikt is voor
een R.K.school of een andere school. Het gaat om welke soort school, bijvoor-
eeld de H.B.S. of het Gymnasium.'* Spreker schenkt altijd veel aandacht aan
rapporten van het gewestelijk Arbeidsbureau omtrent geteste personen. Deze
rapporten vermelden alleen de geestelijke waarden van de persoon voor het
bepaalde vak en niet de geestelijke richting, welke de geteste persoon is toe
gedaan. Het interesseert hem in het geheel niet, tot welke geestelijke stro
ming de psycholoog behoort, als hij maar deskundig is op dit gebied.
De heer Dantuma zegt, dat het principe van de vrijheid van onderwijs bij
S!qr' '8l(i vreest> da-fc» indien dit nu nog zou moeten worden ge
regeld, daarvan niets terecht zou komen. 8
y°orzitier zegt, dat dit principe door het grootste deel van het
Nederlandse Volk erkend is.
De heer van de Lageweg is verbaasd over de uitdrukking in de toelichting,
Burgemeester en Wethouders het bestaansrecht van de Christelijke Stichting
ontkennen. Hij had het college meer democratisch gedacht en is het met de
heer Dantuma eens. Hij verklaart zich tegen het voorstel.
De