Artikel 4 1.Boven de in artikel 3 "bedoelde toelage wordt aan een "belanghebbende die voor meer dan een kind de toelage van artikel 3 geniet, een tijdelijke kindertoeslag toegekend, bedragende: a.voor het tweede en derde kind: f.1,30 per maand of f.0,30 per week; b.voor het vierde en vijfde kind: f.3»65 per maand of f.0,84 per week; c.voor het zesde en volgende kind: f.6,25 per maand of f.1,44 per week. 2.Voor een belanghebbende als bedoeld in het eerste lid, die een betrekking bekleedt, welke wordt bezoldigd met een evenredig deel van de bezoldiging van een andere betrekking,wordt de in het eerste lid bedoelde bijslag naar dezelfde evenredigheid toegekend. 3.De in dit artikel bedoelde kindertoeslag wordt voor de toepassing van de leden 2345 en 6 van artikel 3 dezer verordening als kindertoelage be schouwd. Artikel 5 Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de verlening van kindertoe lage ten aanzien van gevallen,waarin deze verordening niet of niet naar rede lijkheid voorziet. Bij deze beslissingen kan de uitbetaling van kindertoe lage aan anderen dan de belanghebbende worden geregeld. Artikel 6 In afwijking van hetgeen dienaangaande in het eerste lid van artikel 3 is bepaald,ontvangt een belanghebbende, die vóór 1 Mei 1945 in overheids dienst was en uit dien hoofde aanvankelijk een minimum-kindertoelage ge noot ten bedrage van f.140,respectievelijk f.200,per jaar per kind, bij wijze van tijdelijke maatregel een minimum-kindertoelage van f.200, per jaar per kind. Deze verlening is beperkt tot kinderen,waarvoor de belanghebbende vóór 1 Mei 1945 een toelage van f.140,respectievelijk f.200,genoot, voor zover en voor zolang aan de voorwaarden,gesteld in de artikelen 2 en 3 dezer verordening met betrekking tot die kinderen wordt voldaan en mits het dienstverband met de overheid sedert 1 Mei 1945 niet wezenlijk is onderbroken. Artikel 7 De uitbetaling der kindertoelage geschiedt tegelijk met die van de wedde. Artikel 8 Voor zover deze verordening van toepassing is op ambtenaren,wordt zij geacht deel uit te maken van de in artikel 16 van het Algemeen Ambtenaren reglement bedoelde verordening tot regeling van de bezoldiging dier ambtenarer Artikel 9 Bij het in werking treden van deze verordening vervalt de kindertoelage- verordeningjvastgesteld bij besluit van 8 October 1951 en gewijzigd bij besluit van 29 Maart 1954» Artikel 10 Ten aanzien van de belanghebbende, die op de datum van het inwerking treden dezer verordening een kindértoelage genoot, wordt, gedurende het tijdvak van 1 Januari 1954 tot 1 Juli 1955» in artikel 2 in plaats van "16 jaar" gelezen: 18 jaar; voorts wordt de kindertoelage gedurende dat tijdvak toegekend en beëindigd op het tijdstip,waarop zij zou zijn toege kend of beëindigd ingevolge de kindertoelageverordening,welke terzake op -31-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1954 | | pagina 43