3. Het lawaai en de rommeligheid, waarover appellant spreekt, zou ook thans moetc-n bestaan met het oog op de aanwezigheid van de metaalindustrie in haar huidige omvang, omdat deze industrie op ongeveer dezelfde afstand van het recreatieoord is gelegen als de te zijner tijd te realiseren uitbreiding. Aangezien deze afstand zeker 150 m bedraagt, komt het ons voor, dat de geuite vrees zeer overdreven is. 4e De opmerking betreffende een betere verzorging van de gebouwen en terreinen van de N.V. Halbertsma kan als niet ter zakende dienende worden gelaten voor wat zij is. Voor zover nodig kan nog worden vermeld, dat de uitbreiding van de N.V. Halbertsma met een grote direct aan de Stationsweg staande loods ook niet bevorderlijk is geweest voor het bewaren van het dorpsschoon. Met het oog op de belangen van deze industrie is het gemeente bestuur indertijd echter over dit bezwaar heen gestapt. 5eDe wijze, waarop een bepaalde industrie naar uitbreiding streeft, is een kwestie van bedrijfsbeleid. Het ene bedrijf zal op zake lijke grond besluiten tot aankoop van water en krotten en aldus het benodigde terrein scheppen, terwijl het andere bedrijf uit doelmatigheidsoverwegingen een andere oplossing zoekt. De metaalindustrie heeft gemeend, zowel het een als het ander te moeten aangrijpen. Naast aankoop van krotten en demping van wa ter - het nieuwe kantoorgebouw zal verrijzen op grond, vrijgeko men door afbraak van oude panden - zoekt deze industrie uitbrei ding langs de nieuw aangelegde toegangsweg over do Minne Finne hetgeen alleszins begrijpelijk is. 6eHet gemeentebestuur vermag niet te treden in de privaatrechtelijke verhouding, welke e~r tussen de grootvader van appellant en de me taalindustrie bestaat of heeft bestaan. Op basis van het publiek recht heeft de gemeente onder meer tot taak na zorgvuldige afwe ging van alle daarbij betrokken belangen, de voorwaarden te schep pen voor noodzakelijke uitbreiding van de industrie door het be stemmen van bepaalde gronden tot industrieterrein. Het in dit verband door appellant aangevoerde is derhalve irrelevant. 7eDe waarde van voor de aanleg van een toegangsweg naar de metaal industrie benodigde grond is indertijd door een door appellant aangewezen deskundige bepaald, zodat redelijkerwijs mag worden aan genomen, dat voor de grond geen abnormaal lage prijs is betaald. Inderdaad heeft de gemeente indertijd in negatieve zin geantwoord op een vraag van appellant, om van verdere aantasting van de Minne Finne af te zien, omdat, zoals thans reeds is gebleken, geens zins vaststond, dat dit gebied eerlang geen bij de plaatselijke be- hoeftsi passende andere bestemming zou verkrijgen. 8eIndien de metaalindustrie zou moeten uitbreiden op het geprojec teerde terrein aan de Nesserwog en het kanaal Groningen-Lemmer zou het bedrijf in twee delen uiteenvallen, hetgeen voor een eco nomische bedrijfsvoering een onoverkomelijk bezwaar zou betekenen. Bovendien is de metaalindustrie veel gunstiger komen te liggen door de recente aanleg van bovengenoemde toegangsweg en de verbreding van enkele straten op het zgn. Oosterveld, zodat de aan- en afvoer op redelijke wijze kan plaats vinden. 9eInderdaad is de metaalindustrie krachtens haar statuten te Gorre- dijk gevestigd. Wanneer de te Grouw woonachtige directeur zich terugtrekt of moet worden vervangen, tast men uiteraard in het onzekeré, wat alsdan gaat gebeuren. Maar do kans van een eventu ele verplaatsing van het gehele bedrijf naar Gorredijk wordt juist groter, wanneer men aan het te Grouw gevestigde bedrijf de moge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1955 | | pagina 31