15.Voorstel tot toekenning van een met de kindertoelage verband
houdende garantie-uitkering aan bepaalde gemeente-ambtenaren.
No.2242. Aan de Raad
der gemeente Idaarderadeel
Grouw,18 oktober 1955.
Blijkens een van de minister van binnenlandse zaken ontvan
gen circulaire heeft een bepaalde groep van ambtenaren enig nadeel
ondervonden in verband met het verschil in aanvang en beëindiging
van de kindertoelage onder de diverse ter zake gegolden hebbende
regelingen.
Het betreft hier de groep van ambtenaren,die kinderen te hun
nen laste hebben, geboren na 1 januari 1938, doch vóór 2 oktober
1946.
Voor de in deze periode geboren kinderen bestond indertijd de
bepaling, dat voor hen eerst aanspraak op kindertoelage kon worden
gemaakt met ingang van 1 januari van het jaar, volgend op dat,
waarin zij geboren waren. De wachttijd, welke aldus ontstond,werd
gecompenseerd door de toekenning te beëindigen aan het eind van
het jaar, waarin het kind 18 jaar werd.
Van 1 januari 1947 tot 31 december 1953 gold in het algemeen
geen wachttijd meer, doch is de gunstige bepaling met betrekking
tot de beëindiging van de kindertoelage blijven bestaan.
Ingaande 1 januari 1954 is weer een wachttijd ingevoerd van ten
hoogste één kalenderkwartaal. De beëindiging van'de kindertoelage
vindt thans plaats aan het einde van het kwartaal, waarin het kind
niet meer onder de regeling valt, dit is ten aanzien van valide-
niet studerende kinderen bij het bereiken van de 16-jarige leeftijd.
Dientengevolge heeft ten aanzien van de vóór 1 januari 1947
geboren kinderen een wachttijd gegolden van ten hoogste één jaar,
welke sedert 1 januari 1954 voor ten hoogste één kwartaal wordt
gecompenseerd
Voor genoemde groep van ambtenaren is mitsdien een nadeel
ontstaan ter grootte van de kindertoelage gedurende één, twee of
drie kwartalen.
Het vorenstaande heeft de Ministerraad aanleiding gegeven,
de totstandkoming te bevorderen van een koninklijk besluit, er toe
strekkende om bij wijze van overgangsmaatregel onder bepaalde
voorwaarden aan rijksambtenaren en arbeidscontractanten, voor wie
de rijkskindertoelageregcling geldt, een garantie-uitkering te
verlenen ter compensatie van het hiervoren bedoelde nadeel.
De regeling zal als volgt komen te luiden:
"Te rekenen van 1 januari 1954 ontvangt een ambtenaar(of arbeids-
contractantdie op 31 december van enig kalenderjaar in dienst
is en voor wie de toekenning van kindertoelage ingevolge artikel
21 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren vóór
het vierde kwartaal in dat kalenderjaar is beëindigd voor een
valide,niet studerend kind, geboren vóór 2 oktober 1946 wegens
het bereiken van de 16-jarige leeftijd van dat kind een garantie
uitkering.
Deze uitkering is gelijk aan de kindertoelagevermeerderd
-met-