-2- hebben van de gedeputeerde staten, welk college daarover advies vraagt van de Planologische Dienst. De planologen achten uit een aestetisch oogpunt étagebouw voor een dorp niet toelaatbaar, zodat zij een wijziging van de bouwverordening in die zin niet zullen aanbevelen. De heer Van de Lageweg meent, dat er in het plan te veel grond be stemd wordt voor de aanleg van plantsoenstroken. Bij het bestemmen van de grond moet men voorzichtig te werk gaan,aldus spreker. De grond is duur en op de uitgespaarde plantsoenterreinen zouden ook woningen kunnen wor den gebouwd. Tegen enkele kleine plantsoentjes heeft spreker geen bezwaar. De Voorzitter antwoordt, dat hij het bezwaar van de heer Van de La geweg inzake het verlies aan cultuurgrond wel kan aanvoèlen. Anderzijds moet men ook oog hebben voor een meer aesthetische bebouwing van de grond. Y/ethouder de Visser meent, dat de besparing van cultuurgrond bij hoogbouw zeer betrekkelijk is,omdat bij dergelijke bouw in verhouding meer terrein bij de woningen nodig is. Spreker is het beslist oneens met de heer Van de Lageweg. Wanneer wij geen voldoende grond uitsparen voor plantsoenstrookjes, dan gaan wij weer terug naar de bouwwijze van vroeger, toen er in het bouwen in het geheel geen systeem zat. Overal waar maar enkele vierkante meters grond beschikbaar was, werd een huis w gebouwd. Zulks moeten wij niet weer hebben. De heer Van de Lageweg zegt, dat hij wat de bouwwijze betreft, niet van het ene uiterste in het andere west te gaan, zoals de heer De Vis ser wil doen voorkomen. Spreker kan een kleine beplanting hier en daar wel waarderen, wanneer het gaat om kleine stukjes grond. Voorts moet men de kosten van het onderhoud der beplantingen niet uit het oog verliezen. Wethouder de Jong zegt, dat zijn standpunt met betrekking tot de aanleg van plantsoenen nog verder gaat dan het onderhavige plan beoogt. Bij het maken van stratenplannen moet rekening worden gehouden met de toekomst,dus met de situatie, zoals die over vijf en twintig of vijftig jaar zal zijn. Geeft het Master Wielsmaplein met zijn plantsoentje niet een aardig effect en doen de bloemen in de perken nabij het station het niet prachtig De aanleg en het onderhoud van plantsoentjes moge duur zijn,maar als men die aanleg beschouwt als een noodzakelijke voorwaarde voor een aesthetische bouwwijzedan is het nooit te duur. Dit geldt voor Grouw,maar ook voor de andere dorpen. Het nageslacht zou het ons later kunnen verwijten,wanneer wij nu, bij het maken van plannen,daarvoor geen open oog zouden hebben. De heer Danturna merkt op,dat hij verwacht had, dat de verlengde Oostergoostraat recht doorgetrokken zou worden tot aan de nieuwe langs de spoorbaan geprojecteerde rijksweg Leeuwarden-Heerenveen, in plaats van aansluiting op de Stationsweg nabij de Ulo-school. De directeur van gemeentewerken antwoordtdat de verlenging van de Oostergoostraat en de aansluiting daarvan aan de Stationsweg nabij de Ulo-school geheel in overeenstemming is met het vigerende uitbreidings plan. Doortrekking van de Oostergoostraat tot aan de nieuwe rijksweg zou een wijziging van het uitbreidingsplan vorderen,waardoor het plan weer ernstig zou stagneren. j_n Op een vraag van de heer Vriesema, of de niet te dempen gedeelten van het Nieuwe Diep en andere sloten voldoende doorstroming zal blijven, antwoordt de heer Leekstra bevestigend. Hij geeft hierover een nadere uiteenzetting. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel be sloten. 4Voorstel tot het bouwrijp maken van de gronden, gelegen oostelijk van de Hilleburen te Varga. De heer Van den Berg vraagt of de gronden, in het plan begrepen, -reeds-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1956 | | pagina 5