22. Voorstel tot wijziging van de Bezoldigingsvërordening 1955, voor zover betreft de bezoldiging van de eerste ambtenaar ter secreta rie met gelijktijdige intrekking van het raadsbesluit dd. 16 sep tember 1957, no. 22. No. 2846. Aan de gemeenteraad. Grouw, 24 oktober 1958. Zoals u bekend is, heeft u in uw vergadering van 16 september 1957 de salarissen van de ambtenaren verhoogd en wel in die zin, dat de bestaande procentuele verhouding ten opzichte van de secreta risnorm over de gehele linie gehandhaafd bleef. Dat betekende, dat de bezoldiging van de eerste ambtenaar ter secretarie op 80% van de verhoogde secretarisnorm werd gesteld en de bezoldiging der overige ambtenaren in evenredigheid daarmede werden vastgesteld. Voor de di recteur van gemeentewerken werd, in verband met een reeds vroeger ge nomen raadsbesluit, 95% van de secretarisnorm aangehouden. Deze te rekenen met ingang van 1 september 1956 ingevoerde wij ziging was, gelijk bekend, niet in overeenstemming met de van hoger hand gegeven richtlijnen. Immers de minister van binnenlandse zaken, bezitsvorming en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie stelde zich op het standpunt, dat de maximumbezoldiging van de eerste ambtenaar ter secretarie gesteld diende te worden op 75% van de nieuwe secreta risnorm en die van de directeur gemeentewerken op 84% van genoemde norm, terwijl de overige bezoldigingen ongewijzigd dienden te blijven. Uw college oordeelde evenwel, dat, wanneer er aanleiding was de bezoldiging van de hogere functionarissen te verhogen, dit evenzeer diende te gelden voor de bezoldiging van de lagere ambtenaren. Blijkens een van gedeputeerde staten ontvangen schrijven maakt de minister bezwaar tegen vorenbedoeld raadsbesluit, omdat dit het algemeen aangehouden loonbeleid doorkruist. De bewindsman is voorts van mening, dat thans voor de onderhavige aangelegenheid een oplos sing kan v/orden gevonden, omdat inmiddels nadere richtlijnen zijn verschenen, volgens welke ook de lagere ambtenaren een hogere bezol diging kunnen toucheren. In verband hiermede geven gedeputeerde staten ons in overweging, u voor te stellen, het gewraakte besluit met in achtneming der nieuwe voorschriften te herzien. Naar aanleiding hiervan mogen wij opmerken, dat de nieuwe richt lijnen - wij komen daarop bij punt 24 der agenda terug - een veel min der vergaande voorziening inhouden dan u in uw besluit van 16 septem ber 1957 beoogde. Niettemin zijn wij van oordeel, dat de minister er met het oog op de consequenties voor andere gemeenten nimmer in zal bewilligen, het gewraakte besluit alsnog te accepteren. Het komt ons dan ook voor, dat het aanbeveling verdient, een beperkte voorziening conform de richtlijnen te treffen en het omstreden besluit te doen intrekken. Intrekking zonder meer levert o.i. echter een onbillijkheid op jegens de eerste ambtenaar ter secretarie. Immers volgens de vroegere richtlijnen was het geoorloofd, de bezoldiging voor deze functionaris te stellen op 75% van de secretarisnorm met inachtneming van de stand- plaatsaftrek en wel te rekenen met ingang van 1 september 1956, hetgeen een salarisverhoging van 120.- per jaar betekende. De nieuwe richt lijnen mogen eerst worden toegepast met ingang van 1 april 1958, zodat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1958 | | pagina 67