13. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de rioolbelasting over 1958. No. 371. Aan de gemeenteraad. Grouw, 27 februari 1959. Tegen de opgelegde aanslagen in de rioolbelasting over het be lastingjaar 1958 zijn 39 bezwaarschriften ingediend, welke voor u ter inzage liggen. De bezwaren zijn gericht tegen het feit, dat; 1.de betrokken percelen niet op de gemeentelijke riolering zijn of kunnen worden aangesloten; 2.de aangeslagen percelen voor hok of bergplaats worden gebezigd; 3.te veel percelen zouden zijn aangeslagen; 4.de inkomsten der belastingplichtigen te gering zijn om de aanslag te voldoen. Wat de eerste categorie betreft mogen wij opmerken, dat artikel 1, eerste lid, der verordening op de heffing van rioolbelasting de gebouwde eigendommen belast, die aan openbare land- of waterwegen in de gemeente belenden of in de onmiddellijke nabijheid daarvan gelegen zijn en die voor de afvoer van water, faecaliën en/of andere vloeibare stoffen vanaf of vanuit die gebouwde eigendommen op eniger lei wijze zijn of kunnen worden aangesloten op de door of op kosten van de gemeente aangelegde, onderhouden en gereinigde riolering der gemeente. Ingevolge het tweede lid van het artikel worden als gebouw de eigendommen, die op enigerlei wijze kunnen worden aangesloten op de riolering der gemeente, aangemerkt de gebouwde eigendommen, die zijn gelegen aan of op een afstand van ten hoogste 50 meter van een van gemeentelijke riolering voorziene weg. Voor de toepassing der verordening is het van geen belang, of technisch de mogelijkheid tot aansluiting op het riool aanwezig is. Het blote feit der ligging binnen de in het tweede lid van artikel 1 vermelde afstand maakt de betrokken percelen belastbaar. De hier- bedoelde aanslagen zijn dan ook terecht opgelegd, zodat wij u voor stellen, de bezwaarschriften ongegrond te verklaren en de opgelegde aanslagen te handhaven. Ten aanzien van de sub 2 bedoelde bezwaarschriften zij vermeld, dat de bestemming van de eigendommen voor de heffing der belasting irrelevant is. Waar ook hier de aanslagen terecht zijn opgelegd, stel len wij u voor, tot ongegrondverklaring der bezwaren en tot handhaving van de aanslagen over te gaan. De sub 3 bedoelde bezwaren zijn in een enkel geval gegrond, om dat percelen, welke binnenshuis gemeenschap hadden, ten onrechte dub bel zijn aangeslagen tengevolge van een onduidelijke vermelding in het kadaster. Voor zover deze gevallen zich voordoen stellen wij u voor, ontheffing van de betrokken aanslag te verlenen. Wat de sub 4 bedoelde bezwaarschriften betreft merken wij op, dat on- of minvermogen ingevolge de verordening geen grond kan op leveren voor ontheffing. De hierbedoelde aanslagen waren mitsdien te handhaven. - Indien -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1959 | | pagina 47