GEMEENTE IDAARDERADEEL GROUW 5. Voorstel inzake verhoging van de jaarwedden der wethouders. No. 827» Aan de gemeenteraad. Grouw, 10 april 1962. Onlangs hebben gedeputeerde staten dezer provincie aan de gemeentebesturen verzocht, hen te willen inlichten omtrent de vraag, of de jaarwedden der wethou ders herziening behoeven. Naar aanleiding van dit verzoek moge ik opmerken, dat ook het bestuur van de afdeling Friesland van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zich met deze materie heeft bezig gehouden. De conclusies, waartoe genoemd bestuur is gekomen, komen in hoofdzaak op het volgende neers a. wethouders, die in loondienst werkzaam zijn en geen volledige dagtaak vin den in het wethoudersambt, kunnen de overige dagen niet voldoende produc tief maken b. wethouders, die in het vrije bedrijf werken, lijden door hun afwezigheid veelal financiële schade? c. wethouders ontvangen geen kindertoelage, vakantietoelagen en profiteren niet van sociale voorzieningen in het algemeen? d. voor het ambtenarencorps zijn nieuwe salaris maatregelen te verwachten. De hierboven vermelde factoren komen naar de mening van de afdeling in de huidige bezoldiging der wethouders niet voldoende tot uitdrukking. Naar aanleiding van een en ander moge i k opmerken, dat de salarissen der ambtenaren sinds 1 januari 1960 met rond 9$ zijn verhoogd (2-g-$ huurcompensatie, 5$ algemene verhoging en rond 1-§-$ verhoging maximum compensatie A.O.W.franje verdeling en mitigatie standplaatsaftrek). Verwacht mag worden, dat met ingang van 1 januari 1962 een verhoging van 5,256 zal worden toegepast en voorts, te verdelen over een periode van 4 jaar, een verhoging, variërend van 856 tot 40$» Indien de wethouders zouden worden ge lijk geschakeld met ambtenaren, die 1256 in de vierjarige periode toucheren, dan zou wat 1962 betreft nog een verhoging van 3$ kunnen worden aangehouden. De totale verhoging zou dan 17$ kunnen bedragen, waardoor de bezoldiging zou kunnen worden opgevoerd tot f.1800,f.306,f.2106, In verband met de grootte der gemeente en daardoor met de beperkte inhoud van de wethoudersfunctie vormen de sub a en b genoemde factoren geen aanknopings punt voor een verhoging van de wedden. Het lijkt me echter redelijk, dat het sub c genoemde punt bij de bepaling van de wedde mede in aanmerking werd genomen. Er is mijns inziens voorts geen enkele reden aan te wijzen, waarom de wedden in Friesland lager zouden moeten worden gesteld dan in Zeeland. Aldaar is de wedde voor soortgelijke gemeenten be paald op f.2340, Op grond van een en ander wil het me voorkomen, dat het voor een juiste waardering van de wethoudersfunctie verantwoord is, de wedden ingaande 1 januari 1962 tot f.2350,op te trekken. Ik moge u dan ook voorstellen, gedeputeerde staten in die zin te berichten. De burgemeester, R. Walda.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1962 | | pagina 25