ifÉlf
4. Voorstel tot het vragen van ontheffing van
de verplichting tot het vaststellen van be
bouwde kommen ingevolge de Boswet.
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
Aan de gemeenteraad.
No,2106.
Grouw, 9 september 1964
Op 1 juli 1962 is in werking getreden de Boswet 1961houdende regelen tot
bewaring van bossen en andere houtopstanden. Volgens deze wet is aan het gemeente
bestuur de bevoegdheid overgelaten tot het stellen van regels met betrekking tot
het kappen van houtopstanden binnen de bebouwde kommen, zoals die ingevolge art.8
van de Wegenverkeerswet zijn vastgesteld. Echter mogen geen regels worden gesteld
ter bewaring vans
a. uit populieren of wilgen bestaande wegbeplantingen of eenrijïge beplantingen
op of langs landbouwgronden;
b. vruchtbomen of windschermen om boomgaarden;
c. fijnsparren,geteeld en bestemd om te dienen als kerstbomen;
d. kweekgoed.
Ook zijn uitgezonderd de bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen.
Be bevoegdheid tot het stellen van regels met betrekking tot houtopstanden
buiten de bebouwde kommen (b.v. verplichting om van een velling mededeling te
doen; herplantplicht) berust bij het Rijk.
Bij de wet van 9 mei 1963 is voor het in de Boswet genoemde begrip "bebouw
de kom" afgestapt van de bestaande begrenzing ingevolge de Wegenverkeerswet, door
opneming van de volgende bepalings
"Be gemeenteraad stelt bij door Gedeputeerde Staten goed te keuren besluit vast,
welke voor de toepassing van deze wet de grenzen van de bebouwde kom of kommen van
de gemeente zijn. Gedeputeerde Staten kunnen voor een door hen te bepalen termijn
van deze verplichting ontheffing verlenen".
Aangenomen mag worden, dat Gedeputeerde Staten de bevoegdheid tot het ver
lenen van ontheffing zullen hanteren ten aanzien van die gemeenten, waarin zo
weinig bos voorkomt, dat het nuttig effect van het vaststellen van een bebouwde
kom niet zou opwegen tegen de administratieve beslommeringen, hieraan verbonden.
Wij zijn van mening, dat het vaststellen van bebouwde kommen als bovenbe
doeld voor een bosarme gemeente als Idaarderadeel niet nodig is. Onzes inziens
kan dan ook zonder bezwaar aan Gedeputeerde Staten ontheffing worden gevraagd van
de verplichting tot het vaststellen van zodanige komgrenzen. Opgemerkt wordt nog,
dat verschillende Friese gemeenten, o.a. Leeuwarderadeel en Baarderadeeleen
desbetreffend verzoek aan Gedeputeerde Staten hebben gericht.
Indien door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend, zullfN de be
voegdheden, welke de Boswet aan het Rijk toekent, in de gehele gemeente door het
Rijk worden uitgeoefend, uitgezonderds
a. houtopstanden op erven en in tuinen;
b. Italiaanse populier, linde, paardenkastanje en treurwilg;
c. houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen en hetzij kleiner zijn
dan 10 are, hetzij niet meer dan 20 bomen omvatten.
Voor deze drie categorieën van houtopstanden ware, wanneer althans de a£n
Gedeputeerde Staten te vragen ontheffing wordt verleend, een gemeentelijke kap-
verordening vast te stellen. Hiertoe dienen de thans in de Algemene Politieveror
dening voor deze gemeente opgenomen bepalingen betreffende het kappen en verwij
deren enz. van bomen te worden gewijzigd.
- Onder -