Artikel 9«
1Bij buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver van de ambte
naar kunnen burgemeester en wethouders het loon van een ambtenaar, met
inachtneming van het maximum van de voor hem geldende groep, stellen op
een hoger bedrag dan hem overeenkomstig zijn leeftijd zou toekomen.
2. Om dezelfde reden en onder dezelfde voorwaarden kunnen zij de salarisan-
ciënniteit van een ambtenaar die salaris geniet vaststellen op een groter
tijdvak dan is aangegeven in artikel 6.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid kan slechts worden toegepast ten
aanzien van een ambtenaar, die gedurende ten minste een jaar werkelijk
dienst heeft gedaan in de door hem beklede functie.
Artikel 10.
1Indien burgemeester en wethouders daartoe termen aanwezig achten, kan bij
aanstelling van een ambtenaar die een loon geniet worden bepaald, dat voor
de vaststelling en verhoging van het salaris zal worden afgeweken van zijn
leeftijd.
2. Evenzo kan aan een ambtenaar die een salaris geniet bij aanstelling een
door burgemeester en wethouders vast te stellen salarisanciënniteit worden
toegekend.
3. In geval van overgang naar een ambt, gerangschikt in dezelfde salaris
schaal, wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, voor
de vaststelling van de salarisanciënniteit in het nieuwe ambt mede reke
ning gehouden met de in het verlaten ambt verworven salarisanciënniteit.
4? In geval van bevordering wordt de salarisanciënniteit, door toepassing
van het tweede lid, zodanig vastgesteld, dat het salaris in het nieuwe
ambt tenminste wordt bepaald op het bedrag van het salaris, dat de ambte
naar in het verlaten ambt genoot, vermeerderd met één periodieke verhoging
van de aan het nieuwe ambt verbonden salarisschaal.
5. In geval van bevordering van een ambtenaar die een loon geniet, wordt dit
loon, door toepassing van het eerste lid, zodanig vastgesteld, dat het
loon in het nieuwe ambt te allen tijde uitgaat boven het loon, dat de amb
tenaar in het verlaten ambt zou hebben genoten.
Artikel 11
Aan de mannelijke ambtenaar die gehuwd of gehuwd geweest is en de 21—jarige
leeftijd heeft bereikt, wordt een vaste huwelijks toelage toegekend van
f 52, per maand, of indien dit voor de belanghebbende tot een gunstiger
uitkomst zou leiden, tot een bedrag, gelijk aan het totaal van de eerst
volgende twee periodieke verhogingen welke voor hem gelden, een en ander
met dien verstande, dat de som van het salaris en de huwelijkstoelage niet
mag stijgen boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal, en
dat door de toekenning van de huwelijkstoelage de wedde nimmer meer mag
bedragen dan f ^11,per maand.
Het bepaalde in het vorige lid is mede van toepassing op de vrouwelijke
ambtenaar van tenminste 21 jaar, die gehuwd geweest is en niet is her
trouwd
De huwelijkstoelage gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aan
spraak ingevolge het eerste dan wel tweede lid is ontstaan.
De ambtenaar die een ambt bekleedt hetwelk naar het oordeel van burge
meester en wethouders als nevenbetrekking is te beschouwen, heeft uit dien
hoofde geen aanspraak op de in dit artikel bedoelde toelage, tenzij hij
meer dan een van dergelijke ambten in dienst der gemeente bekleedt en hij
daarin voortdurend een volledige dagtaak vindt, in welk geval aanspraak
op de huwelijkstoelage bestaat in het ambt waaraan het hoogste maximum
salaris is verbonden, indien en voor zover de som der aan de ambten
- verbonden -