zijn bezoldiging in te houden bedragen op diens bijzondere spaarrekening doet storten, en/of c. die overeenkomstig Hoofdstuk III, paragraaf 2, bedragen van zijn bijzon dere spaarrekening heeft opgenomen ten behoeve van een of meer der in artikel 3, eerste lid, genoemde bestedingsobjecten. De spaarpremie bedraagt; a. indien de pensioensgrondslag van de ambtenaar f 7.200,- of minder be draagt; 25"Jo van de premiegrondslag, bedoeld in de hoofdstukken II en III; b. indien de pensioensgrondslag van de ambtenaar in de loop van een kalen derjaar - hierna overschrijdingsjaar te noemen - de grens van f 7.20C,- overschrijdt, mits hij een verzoek om toekenning van spaarpremie bedoeld in de artikelen 6 en 8, dan wel een verzoek om inhouding, bedoeld in ar tikel 9S eerste lid, heeft ingediend betrekking hebbende op een kalender- jaar voorafgaande aan het overschrijdingsjaar; bij periodieke betalingen en het opnemen van spaarbedragen overeenkomstig Hoofdstuk II, onderscheidenlijk Hoofdstuk III, paragraaf 2; 25T& van de premiegrondslag van het overschrijdingsjaar en van de vier daaropvolgende kalenderjaren; bij een tegoed op de spaarrekening overeenkomstig Hoofdstuk III, para graaf 15 25^ van de premiegrondslag van het overschri jdings jaar en de vier daar- aan voorafgaande kalenderjaren en voorts, in de gevallen, bedoeld in an tikei 13, tweede en vierde lid, de vier daarop volgende kalenderjaren. c. in de overige gevallen; 15$ van de premiegrondslag, bedoeld in de Hoofd stukken II en III. De over het laatstverlopen kalenderjaar wegens periodieke betalingen, be doeld in het eerste lid, onder a, voor toekenning van spaarpremie in aan merking te brengen bedragen en de voor dat jaar op de bezoldiging maande lijks in te houden bedragen, bedoeld in het eerste lid, onder b, mogen tezamen een bedrag van 51° van de voor de ambtenaar geldende pensioensgrond slag op 1 december van dat jaar niet overschrijden. Voor de toepassing van het vorige lid wordt een pensioensgrondslag, die meer dan f 12.000,— bedraagt, slechts tot dat bedrag in aanmerking genomen. Artikel 3. Als bestedingsobjecten worden erkend; A. uitgaven ter verwerving door de ambtenaar of diens echtgenoot van een onroerende zaak, als hoedanig voor de toepassing van deze verordening tevens wordt aangemerkt het lidmaatschap van een coöperatieve vereniging, waarvan de leden enkel op grond van hun lidmaatschap het recht op uit sluitend gebruik hebben van een aan de coöperatieve vereniging toebe horende onroerende zaak, voor zover deze uitgaven niet zijn gefinancierd door middel van een hypothecaire lening; B. aflossingen op leningen, aangegaan ter verwerving van een aan de ambte naar of diens echtgenoot toebehorende onroerende zaak, waarvoor een aan de ambtenaar of diens echtgenoot toebehorende onroerende zaak hypothe cair is verbonden, daaronder begrepen bijdragen in de door een coöpe ratieve vereniging verrichte aflossingen op leningen, waarvoor een aan die vereniging toebehorende onroerende zaak, waarvan de ambtenaar of diens echtgenoot enkel op grond van zijn of haar lidmaatschap van die vereniging het recht op uitsluitend gebruik heeft, hypothecair is ver bonden; C. aanschaffingen ter gelegenheid van het huwelijk van de ambtenaar voor zover die blijkens de opneming van spaargelden van de bijzondere spaar rekening zijn geschied in het tijdvak, dat aanvangt één jaar vóór en eindigt drie maanden na het sluiten van het huwelijk met dien verstande, dat de spaarpremie over het opgenomen bedrag eerst wordt uitgekeerd na het sluiten van het huwelijk en dat burgemeester en wethouders de termijn van drie maanden in bijzondere gevallen tot ten hoogste één jaar kunnen verlengen;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1965 | | pagina 81