D. uitgaven, ten behoeve van de verbetering van een aan de ambtenaar of
diens echtgenoot toebehorend gebouw, waaronder worden verstaan alle
technische voorzieningen, aangebracht door de eigenaar van het gebouw
of door het lid van een coöperatieve vereniging, als bedoeld onder A,
waardoor het woongerief, indien het een woning, of de gebruikswaarde,
indien het een bedrijfsruimte betreft, geacht kan worden te zijn ge
stegen, met inbegrip van in rechtstreeks verband met de verbetering
uitgevoerde andere werkzaamheden, voor zover de gezamenlijke kosten
van deze verbetering ten minste een bedrag van f 500,-belopen;
E. voldoening van premies, verschuldigd ingevolge een overeenkomst van
levensverzekering, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op het
Levensverzekeringsbedrijf (stb. 1922, nr. 716), door de ambtenaar of
diens echtgenoot gesloten hetzij op het eigen leven, hetzij op dat van
zijn echtgenoot of van kinderen, waarvoor hij voor de heffing van de
loonbelasting kinderaftrek genoot op 1 januari van het jaar, waarin de
premie is betaald, mits?
1de overeenkomst is aangegaan met een verzekeringsinstelling, die
in het bezit is van een verklaring van de Verzekeringskamer, als
bedoeld in artikel 18 van de Wet op het Levensverzekeringsbedrijf
2. een verzekeringspremie is verschuldigd van tenminste f 25,per
polis per jaar;
3. de polis niet tot zekerheid is bezwaard of overgedragen, tenzij dit
heeft plaats gevonden terzake van een hypothecaire lening als bedoeld
onder B, en het verzekerde bedrag zal worden aangewend voor aflossing
van die lening;
4. de overeenkomst, voor zover het tijdstip van uitkering niet wordt
bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorziet in een loop
tijd van tenminste vijf jaren.
Voor de toepassing van het onder deze letter bepaalde worden als ingevolge
een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies mede aangemerkt
premies, verschuldigd krachtens een verzekering ingevolge de Ouderdomswet,
dan wel krachtens een verzekering, als bedoeld in de artikelen 66 en 102
der Pensioenwet 1922 (stb. 240), zoals die wet vóór 1 januari 1957 luidde,
alsmede regelmatige inleggingen, waartoe de ambtenaar zich heeft verplicht
ingevolge een overeenkomst met een spaarinstelling tot sparen met levens
verzekering, mits ten aanzien van die overeenkomst wordt voldaan aan de
hiervóór ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering gestelde
voorwaarden.
F. uitgaven ten behoeve van niet in artikel 7 genoemde studies van de ambte
naar, zijn echtgenoot en de kinderen, waarvoor hij voor de heffing van de
loonbelasting kinderaftrek genoot op 1 januari van het jaar, waarin die
uitgaven zijn gedaan, voor zover deze studies?
1als algemene vooropleiding kunnen worden beschouwd dan wel een oplei
ding vormen tot een vak of beroep, of een onderdeel van een dergelijke
opleiding;
2. de voorbereiding op een examen ten doel hebben;
3» volgens het officiële programma een duur hebben van ten minste negen
maanden.
Onder uitgaven ten behoeve van studies worden mede verstaan terugbe
talingen, waartoe de ambtenaar gehouden is op grond van terzake van
vorenbedoelde studies vanwege rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen
verleende voorschotten, alsmede de terzake noodzakelijk gemaakte reis
kosten, voor zover deze f 60,- per jaar te boven gaan.
Voor zover in een uitgave van overheidswege wordt bijgedragen wordt zij
niet als een besteding in de zin van deze verordening aangemerkt.
Artikel 4»
Be ambtenaar, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan wie ontslag is verleend
met recht op 'wachtgeld of uitkering en die uiterlijk op de datum van zijn
- ontslag -